Sinds mijn kindertijd heb ik een klassiek houten spelbord met twee zijden: de ene kant voor dammen (tien bij tien), de andere kant voor schaken (acht bij acht). Aanvankelijk plakten mijn ouders viltjes op de kant van het dambord, om krassen op tafel te voorkomen als we schaakten - al gauw kreeg de andere zijde ook viltjes, omdat ik dammen leuker vond. Het bord is nog steeds in gebruik, al is het inmiddels behoorlijk gebutst en gehavend.
Hoe zou mijn leven zijn gelopen als er geen damclub, maar een schaakclub in het dorp was geweest? Daar kun je alleen maar naar gissen, maar ondanks dat je beide spellen op een bord kunt spelen zijn er grote verschillen: schaken staat hoger in aanzien en is populairder dan dammen. Best vaak krijg ik als dammer de reactie: interessant, zelf dam ik niet, maar ik schaak wel een beetje. Getalsmatig is schaken een factor 10 (dambond heeft een paar duizend leden, schaakbond tienduizenden) of een factor 100 (prijzengeld voor WK) groter. De verhouding van het aantal schaak- ten opzichte van damprofessionals is waarschijnlijk nog groter. Dammen is daardoor het kleinere broertje van schaken en dat zal ook niet snel veranderen; van het succes van The Queen’s Gambit en het online spelen heeft het dammen wel wat geprofiteerd, maar in veel mindere mate.
Vandaar dat ik wel eens wat jaloers – maar ook geïnspireerd - naar mijn schaakcollega’s kijk. Ten opzichte van het schaken zijn in Nederland de damwereldtitels van Roel Boomstra en Jan Groenendijk wel een bron van trots. Tegelijkertijd missen we wel concurrentie nu Rusland is uitgesloten van deelname aan titeltoernooien en jeugdtalenten uit het buitenland de top niet meer halen – ook een gevolg van de kleinere status van het dammen. Mark Podolski – vice-wereldkampioen in 2007 - zei eens: je kunt het beste als student wereldkampioen worden – daarna is het tijd om een goede baan te zoeken.
Nu is het niet erg om een grote broer te hebben, maar het is wel vervelend als die wat arrogant of neerbuigend doet: op de socials van de belangrijke schaakwebsite Chess.com zag ik laatst een wat pesterige post met twee schakers die op een gaming set-up tegen elkaar spelen: Chess is an esport now… Checkers could never. Dat is nou net wat wij dammers niet nodig hebben en ook niet verdienen; aan de andere kant prikkelt het me wel om me er juist voor in te zetten dat het wél lukt.
Een schaker die wel op een mooie manier dammen propageert is Vassily Ivantsjoek: ik denk dat hij van Alexander Georgiev bij een gezamenlijk Mind Sports Event een keer zijn eerste damlessen heeft gehad, in ruil voor schaakles. Hij heeft vanaf 2015 daadwerkelijk aan een aantal toernooien meegedaan en er staan een paar leuke video’s online waarin hij aan het dammen is. Als een schaakgrootheid als hij geboeid kan zijn door dammen, kan er met het spel zelf toch weinig mis zijn…