Wouter Sipma (r.) breekt zich het hoofd hoe te reageren op de openingszet 31-26 van Jitse Slump. Foto G. van Dijk
Slump - Sipma
![Slump - Sipma](/_astro/featured.C7wMII14_Z1l0WaB.webp)
Winstpoging vanuit gevaarlijke positie wordt zwartspeler fataal
Auteur: Wouter Sipma
06-02-2024
Het is mij een eer om een aflevering voor Damkunst te mogen verzorgen! Er zijn al een aantal fraaie analyses geschreven (en hopelijk ook gelezen!). Dat er nog vele mogen volgen.
Mijn 'opdracht' was om een partij van het NK 2023 (in Drachten, afgelopen december) te analyseren. De keuze was heel ruim: een strategisch pareltje van kampioen Groenendijk (eigenlijk al zijn overwinningen), een vechtpartij van Baliakin (vooral zijn treffen met supertalent Boxum was episch − een boeiend speltype en meer dan 70 zetten spanning) of tóch iets van mezelf? Vrijwel al mijn partijen waren interessant met hier en daar een experiment dat dan goed dan wel slecht uitpakte... Uiteindelijk is in overleg met de hoofdredacteur de keuze gevallen op mijn partij tegen Jitse Slump uit de 12e ronde. Dit vanwege het zeldzame spelkarakter na de opening en het feit dat ik het behalve als 'alwetende analysator' ook vanuit de ik-persoon kan vertellen.
Mijn laatste partij tegen Slump speelde ik 36 dagen eerder, bijna 9000 km verderop in de zevende ronde van de World Cup in Lishui, China. In die partij zadelde Slump me al in de opening op met ongemakken op twee vleugels, waardoor ik in het middenspel slechts tot toeschouwer was gedegradeerd, die maar moest zien hoe het met me zou aflopen (ik overleefde). Nu had ik me voorgenomen goed voorbereid voor de dag te komen en op alle openingszetten een antwoord bedacht. Behalve...
Na een tijdje besloot ik voor een variant te gaan die ik zes rondes eerder tegen Jan van der Star op het bord had willen brengen, maar dan met wit.
In mijn database zie ik dat deze stand 31 keer is voorgekomen, maar het aantal praktijkvoorbeelden waarin wit ook daadwerkelijk een constructieve strategie probeert te spelen is op één hand te tellen. Grappig: de eerste keer reken ik daartoe de partij Sjarafow-Zalitis, halve finale van het kampioenschap van de USSR in 1967 in Nizjnij Tagil − maar dan met opbouw vanuit 47 in plaats van vanuit 46! Voor mij is echter dé stampartij Sijbrands-Van den Hurk (NC 2001); qua gelijkenissen met Slump-Sipma is echter de relatief recente partij Van IJzendoorn-Pan (WK 2019) veel belangrijker! Deze partij, die na een hevig gevecht in remise eindigde, zullen we hieronder meerdere malen langs zien komen.
Pikant detail: sinds 2015 ben ik op elk WK geweest (of ik me voor de finale wist te plaatsen, is een tweede), met uitzondering van het WK 2019 − voor Slump was dit juist zijn eerste WK-finale en derhalve heeft hij Van IJzendoorn-Pan van dichtbij kunnen meemaken. Na het lezen van dit artikel mag u bepalen of dit hem niet op z'n minst onbewust geholpen heeft...
Dit is een goed moment om stil te staan bij de ideeën van de opening en de doelstellingen van beide spelers.
De stand draait om de binding aan zwarts korte vleugel: door het open veld 2 kan zwart hier niet spelen, de witte schijven op 21 en 26 (ondersteund door 36 en 37) houden het zwarte 'legoblokje' 1-6-7-11-12-17 vast - zeer economisch. Doordat wit zich met de voorgaande ruil kon ontdoen van de schijf op 33, leent de stand zich uitstekend voor een opsluitingsstrategie: zwart kan immers nu alleen 21-16 afdwingen met een concessie (18-22).
Met deze vaststellingen kunnen de doelen voor beide kleuren bepaald worden:
- wit wil de economische opsluiting handhaven;
- wit zal daarvoor veld 33 blijven mijden;
- wit wil ook controle te krijgen op de rechtervleugel (veld 30);
- wit zal proberen zoveel mogelijk naar rechts te spelen;
- wit zal proberen schijven te ruilen om de opsluiting economischer te maken;
- zwart wil schijven uit de opsluiting ontwikkelen;
- zwart zal een sterk centrum opbouwen en wit naar de rand duwen;
- zwart wil vanuit een sterk centrum de aanval in (zesde rij);
- zwart zal proberen de schijven op het bord te houden.
Waar in een strijd tussen aanval en omsingeling vaak de omsingelende partij de moeilijkste taak heeft, denk ik dat het in dit geval juist zwárt is die het meeste risico loopt. De schijf op 1 heeft nog wel een functie (voorkomt het dóórslaan na 21x12), maar schijf 6 staat écht buitenspel. Verder is het voor een aanvaller/centrumspeler vaak goed om de stand open te breken, maar ook dat gaat hier niet direct op: zelfs als schijf 21 doorgeschoven is naar 16 houdt deze nog vijf schijven (1-6-7-11-17) bezig. Als schijf 6 aan de andere kant van het bord staat, denk ik dat het juist weer wit is die meer risico loopt.
Ik was me bewust van de risico's (zeker tegen een formidabele tegenstander), maar om op het podium te komen moest er iets bijzonders gebeuren, wetende dat mij in de laatste ronde Baliakin te wachten stond. Bovendien gold voor Slump min of meer hetzelfde, al trof hij in de laatste ronde Boxum. We waren dus allebei blij met strijd op het bord.
Het zou kunnen dat wit in deze variant meer te zoeken heeft in een plan als 17. 38-32 en vervolgens schijf 41 naar 27 brengen, om de stand meer gesloten te houden. Maar ook dan lukt het zwart om 11-17 door te zetten.
De intelligente lezer zal zich afvragen of zwart dan niet direct na 12. 36-31 18-22 (13. 21-16 22-27x28) had kunnen spelen. In dat geval is wit echter een zet sneller om schijf 28 te bestoken via veld 33, dus helemaal 'gratis' is dat niet.
Het is overigens altijd grappig om te zien hoe de twee leidende analyseprogramma's van het moment −Kingsrow en Scan− van mening verschillen over de waarde van de stand. De programma's hebben ieder zo hun eigen voorkeuren en karaktertrekken: Scan prefereert aanvalsstanden en tempovoorsprong (wat soms leidt tot banaal −maar niet zwak− openingsspel) en geeft in allerlei soorten standen vaak relatief hoge waarderingen, terwijl Kingsrow zich weinig van tempoverhoudingen aantrekt en qua waarde niet zo snel enthousiast te krijgen is. Waar Flits eerder mijn enige 'digitale sparringpartner' was, is het nu mogelijk om in de laatste versies van het onvolprezen Turbo Dambase meerdere engines tegelijk aan te zetten. Zo zit je als het ware op elk gewenst moment met twee loeisterke dammers aan tafel! Het moge duidelijk zijn dat mijn Flits inmiddels met pensioen is...
Als we hier 19.42-37 spelen en schijf 14 op 15 zetten, hebben we de stand tussen Van IJzendoorn en Pan!
Ook Sijbrands-Van den Hurk is niet veel anders (zet 30 op 40, 50 op 45 en 20 terug op 15) − op dat moment speelde Sijbrands echter 18.21-16, waarmee hij zijn tegenstander losliet. Ik zie niet wat er tegen het aanhouden van de opsluiting is met 18. 35-30 (18... 18-22 19. 21-16 14-20 20. 40-35(!)). In de Volkskrantrubriek van 24 februari 2001 noemt deze Sijbrands deze partij ("waarover later dit jaar meer"), maar ik kan zelf niet vinden wanneer hij hierop teruggekomen is. Als iemand dit wel weet, zie ik het graag tegemoet − en anders hebben we nog een analyse tegoed!
Hoe dan ook prefereer ik de opbouw van Slump, die met 19. 49-44 bewust schijf 50 laat staan. Schijf 50 zal in de partij ook een belangrijke rol vervullen.
Of ook eerst 32. 48-43 en dan 33. 38-33 − er dreigt nu 33.26-21!, 34.27-21, 35.31-27 en 33x2.
In de praktijk lijkt dat me een moeilijke afweging voor zwart: het is al lastig om elk eindspel op waarde te taxeren en dan moet je ook nog eens kiezen voor een van de drie...
Conclusie: 29.36-31 verscherpt de strijd en geef zeker kansen voor wit, maar zwart kan in elke variant nog meekomen en soms (zoals in de laatste variant) terugslaan!
En hoe zat dat dan bij die andere partij (met 48 op 47)? Daar kon Van IJzendoorn óók 29.36-31 doen en dat zou in dat geval wel echt eenrichtingsverkeer opleveren, waarin zwart flink aan de bak moet om niet te verliezen. Misschien moet die partij ook nog maar eens een keer onder de loep genomen worden...
Bovendien werkte Slumps laatste zet een beetje als een rode lap op een stier: is die vleugel zonder 45 niet verzwakt? Ik wilde door blijven vechten, ook voor méér dan één punt. Maar de interessante strijd tot zover had zijn tol geëist, vooral op de klok: ik speelde met 7 minuten, Slump met 15 (voor 37. 45-40).
Ik besefte met de partijzet (38...12-18) dat ik mijn schepen achter me verbrandde −eigenhandig neem ik afscheid van het blokje 1-7-11-12− maar zag niet direct wat me kon overkomen.
Het lijkt alsof wit simpelweg een dam-voor-1 heeft, terwijl de zwarte voorste schijven nergens heen gaan. Maar zoals wel vaker met dammen, is de realiteit weerbarstig.
Slump leverde hiermee zijn beste partij van het toernooi af: een goede openingskeuze, sterk vervolg en vooral een uitstekende tactische keuze om niet de chaos in te gaan met 29.36-31!?, maar een variant te kiezen waarin wit −met druk op de klok− het zwart lastig kan maken en dat bleek. In een bestek van drie schamele zetten veranderde een nagenoeg gelijkwaardige stand in een verloren stand!
Ik hoop dat je genoten hebt van deze analyse − het was leuk om te maken. Ik kijk met gemengde gevoelens terug op de partij: het is altijd schitterend om zo'n gevecht op hoog niveau te leveren, maar de uitslag had ik natuurlijk graag anders gezien. De volgende keer dat ik voor Damkunst schrijf, zal ik proberen een winstpartij mee te nemen!
PS Wil je meer lezen over deze opening en dit speltype? Dan moet ik je in eerste instantie teleurstellen: ik ben niet bekend met veel materiaal. Behalve dan over een partij die je móét kennen: Boomstra-Atse, WK 2015 (uitgeroepen tot mooiste partij van het toernooi). Sijbrands heeft hierover geschreven in zijn Volkskrantrubriek op 24 december 2015 en 2 januari 2016. Zoek het op!
(Taal)fout gezien? Mail naar [email protected].