Banner Analyse

Damkunst

Groenendijk - Vipulis

Groenendijk - Vipulis

Jan Groenendijk (archieffoto) won in 2023 praktisch ieder toernooi waaraan hij meedeed. Foto: G. van Dijk

„Dat je dat nog remise hebt laten lopen; ongeveer alles won toch?"

Auteur: Jan Groenendijk
Beste lezers! Mijn naam is Jan Groenendijk, en ik heet u allen van harte welkom bij deze eerste aflevering van Damkunst, een schitterend initiatief van Ben Provoost. Ik voel mij op zijn minst vereerd dat ik de eerste mag zijn in het illustere rijtje sterke dammers van wie u hier de komende tijd partijanalyses zal tegenkomen! Ik schrijf niet vaak dit soort analyses. Ik weet ook niet zo goed hoe ik zo’n partij moet inleiden, dus ik begin maar gewoon wat weg te kletsen…
Ik twijfelde een tijdje over welke van mijn partijen van de afgelopen maanden zich het beste voor deze gelegenheid zou lenen. In de periode van 2 tot en met 29 juli speelde ik maar liefst 28 partijen, precies evenveel partijen als het aantal dagen. Het avontuur begon met het Riga Open (2 tot en met 8 juli). Na een paar dagen rust vervolgde ik met het Rotterdams Open (16 tot en met 22 juli) en om af te sluiten speelde ik meteen daarna het Nijmegen Open (23 tot en met 29 juli). Een leuk detail was dat het de eerste keer was dat ik aan het Nijmegen Open meedeed sinds ik bijna zes jaar geleden naar Nijmegen verhuisd ben…
Dat ik zo veel partijen achter elkaar had gepland, was natuurlijk niet alleen omdat ik een groot damliefhebber ben - het was ook bedoeld om enigszins het aankomende wereldkampioenschap na te bootsen, dat negentien partijen telt in zestien dagen. Voor de negentien achtereenvolgende partijen was het toernooi in Riga niet eens per se nodig; de toernooien van Rotterdam en Nijmegen alleen waren daar al voldoende voor. Sterker nog, het was lang onzeker of ik aan het Riga Open mee zou doen. Ik ben naast professioneel dammer ook masterstudent Natuur- en Sterrenkunde, en het toernooi in Riga viel voor mij precies tussen de tentamens van het vierde kwartaal en de hertentamens van hetzelfde vierde kwartaal in. Ik had met de organisatie afgesproken dat ik mijn deelname van mijn tentamenresultaten liet afhangen; ik kon 21 studiepunten halen, maar mocht het nou dramatisch slecht gaan (wat ik zelf niet uitsloot), dan zou ik van deelname afzien om me goed te kunnen voorbereiden op de hertentamens. Al mijn zorgen bleken echter onterecht - ik haalde drie van de vier tentamens en daarmee 18 van de 21 punten, en liet meteen de organisatie weten dat ik zou meedoen.

Leven zuur maken
Omdat ik zo halsoverkop nog een vlucht moest boeken, was een van de weinige nog betaalbare opties een vlucht die een dag te vroeg in Riga aankwam. Zo’n grote ramp was dat niet; ik zou voor een bepaald vak nog een enkele opdracht moeten inleveren, die ik het liefst ook maar vóór het toernooi af wilde maken. Het grootste deel van mijn ene vrije dag besteedde ik daaraan. Modelling of Real-World Complex Systems heette het vak. Ik zat er ‘s avonds zo lekker in dat ik besloot hem maar gewoon in één zit af te maken. Uiteindelijk leverde ik de opdracht rond middernacht in, en met alle studiezorgen uit de weg meende ik klaar te zijn voor het toernooi.
De overgang van zo’n intensieve studieperiode naar een damtoernooi gaat niet altijd zomaar goed, bleek ook toen weer. Ik speelde in de eerste ronde tegen de Letse jeugdspeler Klavs Norenbergs één van mijn meest slappe, ongeïnspireerde partijen in lange tijd. Ik durfde geen enkele beslissing te nemen, en de beslissingen die ik uiteindelijk maakte, waren vaak vanwege de verkeerde redenen. Ik wilde -net als vroeger- alles perfect doen, en daardoor kon ik zelfs over alledaagse opbouwzetten minutenlang twijfelen.
Die partij had twee consequenties. De eerste en meest belangrijke consequentie was dat ik me realiseerde dat ik geen enkel plezier had beleefd aan mijn eerste partij; dat was wel het allereerste dat moest veranderen. Ik haal er vreugde uit om het mijn tegenstanders zo moeilijk mogelijk te maken en ze het leven zuur te maken. Ik haal vreugde uit ingewikkelde partijen, waar veel en correct gerekend moet worden. En ik haal er vreugde uit als ik weet dat ik op mezelf en mijn intuïtie kan vertrouwen. Mijn enige voornemen vanaf dat moment was dat ik alleen maar al m’n partijen uit wilde komen met het idee dat ik me vermaakt had. De resultaten waren dan van minder groot belang, al vertrouwde ik erop dat die dan vanzelf zouden komen. (Dit lijkt voorlopig meer op een gemiddeld gesprek dat ik met mijn coach Rik heb dan op de inleiding van een partijanalyse…)

Oude spel
De tweede consequentie van mijn eerste partij was dat ik nu meteen wist dat ik iets relatief bijzonders zou moeten presteren om het toernooi nog te winnen, zonder daarmee al te veel druk op mezelf te leggen. Daarmee bedoel ik: vaak is het zo dat je na een gelijkspel in de eerste ronde later in het toernooi van een grootmeester moet winnen om nog bovenin te kunnen eindigen. Dat was voor mij niet echt iets om over in paniek te raken, maar meer iets om in het achterhoofd te houden als het moment daar was. Prioriteit was om mijn oude spel, waar ik op het Europees kampioenschap, Nederlands kampioenschap en Drancy Open veel succes mee had, weer een klein beetje op de rit te krijgen.
Zonder al te veel in detail te treden; dat lukte aardig! Ik won vrij overtuigend van het Oekraïense talent Danylo Sokolov, van Oleksandr Honhalskiy, en vervolgens in een waanzinnig spannende partij van grootmeester Jos Stokkel. Tussendoor volgden nog twee behoudende puntendelingen tegen Jitse Slump en Wouter Sipma. Ik stond na vijf ronden alweer op +3, wat een teken was dat ik weer een beetje op de juiste weg was, en dat voelde ook zo.
Via een lange omweg komen we langzaam maar zeker bij de partij uit die ik wil gaan bespreken. Na de rustige ochtendpartij tegen Sipma speelde ik ‘s middags de zevende ronde tegen Raimonds Vipulis. Vipulis (die trouwens ook de eerste ronde van het toernooi remise speelde!) speelde die ochtend tegen Yuri Bobkov, en won schijnbaar vanuit het niets heel fraai in klassiek. Hij stond na zes ronden alleen op kop met maar liefst 10 punten. En die middag lootte ik tegen hem. Nu kwam de tweede consequentie die ik zojuist beschreef weer een beetje vanuit mijn achterhoofd naar voren. Nu kon ik m’n fout uit de eerste ronde goedmaken en de leiding van hem overnemen. Dit was het moment!

Scherpste zet
Ik heb een redelijke persoonlijke score tegen Vipulis. Vóór deze partij in Riga had ik drie reguliere partijen tegen hem gespeeld, waarvan alleen de partij op het World Cup-toernooi in mijn geboorteplaats Wageningen remise werd (waarna ik de barrage wist te winnen). De overige twee partijen, een knotsgekke partij in de derde ronde van mijn eerste wereldkampioenschap in Emmen en een zinderende partij op het wereldkampioenschap 2021 in Tallinn, won ik allebei. Ik vind Vipulis als speler altijd lastig in te schatten. Ik vind hem een ontzettend degelijke grootmeester; hij weet goed hoe hij standen moet opbouwen en hij heeft een uitstekende techniek. In een rustig positioneel partijtje zal hij daardoor nou eenmaal weinig fouten gaan maken. Maar wat ik opvallend (en ook leuk!) aan zijn stijl vind, is dat hij het ook af en toe niet kan laten om tussendoor even de scherpste zet van het bord te doen, of agressief te gaan spelen als hij denkt dat de stand daarom vraagt. Echter, als het zover komt dat er een ingewikkelde stelling op het bord komt en hij belangrijke keuzes moet maken, kost hem dat heel veel tijd. En al helemaal als hij niet op zijn positionele gevoel kan of durft te vertrouwen.
Een goed voorbeeld is mijn partij tegen hem uit 2021. In de WK-finale wilde hij denk ik zijn huid duur proberen te verkopen, en zijn opening tegen mij was wat voorzichtig. Ik speelde provocatief en lokte hem uit om ten aanval te trekken, wat hij vervolgens zo agressief mogelijk deed. Waarschijnlijk was dat helemaal niet zijn plan, maar het gebeurde wel. (Bij deze hele psychoanalyse wel de disclaimer dat ik het ook helemaal verkeerd kan hebben, maar dit is hoe ik het interpreteerde.)
Nu zaten we een beetje in een soortgelijke situatie. Hij stond een punt voor, en hij weet ook dat ik in principe een gevaarlijke tegenstander voor hem ben. Ik schatte zo in dat hij koste wat het kost een punt veilig wilde stellen om de leiding in het toernooi te behouden. Ik stelde me erop in dat ik ergens in de partij weer wat provocatieve keuzes moest gaan maken, en dat ik ergens in de partij misschien een wat mindere stand zou moeten accepteren om hem maar uit te lokken tot interessant spel. Laten we eens kijken hoe dat zich ontvouwde…

 1.32-28

Vroeger was ik groot fan van 1. 34-29, tot één van mijn trainers me duidelijk maakte dat 1. 34-29 een remisezet is. Ik begin steeds beter te begrijpen wat hij daarmee bedoelde. Daarom gaf ik deze partij -en veel andere partijen de afgelopen zomer!- de voorkeur aan 1. 32-28.

 19-23 2.28x19 14x23

Niet per se het antwoord dat ik verwachtte, maar naar mijn mening ook niet per se een vervelend antwoord gezien de omstandigheden. Ik kan nu altijd kiezen om de spanningen op te voeren met 35-30.

 3.37-32 10-14 4.35-30

Ik besluit hem vrijwel meteen te doen.

Het allergrootste nadeel van 4.41-37 vind ik 16-21 5.35-30 21-27 en ik zie niet waar wit ooit nog kansen vandaan moet halen. Zwart staat naar mijn mening te mooi. Tegen iemand van wie ik verwacht dat hij op remise uit is, ga ik deze variant maar al te graag uit de weg.
 4...20-25

Vipulis wil niet op zet 4 al passief gaan spelen, en reageert met 20-25 zoals het hoort.

 5.41-37 5-10

Ik was blij met deze zet. Dat zegt trouwens niet per se iets over de waarde ervan!

Een stuk minder degelijk is nu 5...16-21 vanwege
6.47-41! 21-26 7.32-28 23x32 8.37x28 26x37 9.41x32 met goede aanvalsperspectieven voor wit. Dit was mijn grootste reden voor het invoegen van 4. 35-30.
Wel degelijk degelijker was 5...14-19 , maar misschien liet Vipulis dit na vanwege een variant als 6.40-35
De bedoeling van 5... 14-19 is 6.33-29 15-20 7.40-35 20-24 8.29x20 25x14 en zwart heeft een mooie centrale stand
6...15-20 7.44-40 5-10 8.50-44 20-24
Beter is 8...17-21
9.34-29 25x34 10.29x20 10-14 11.39x30 14x34 12.40x29 23x34 13.44-39 en zwart staat iets passiever.
 6.33-29

Deze zet was puur en alleen bedoeld om de partijvariant uit te lokken. Ik ben er bijzonder tevreden over dat ik dat goed heb ingeschat.

6.46-41 14-19 Dit is de stand die vaak uit de 1. 32-28 19-23x23-opening ontstaat als wit op de zesde zet 6. 35-30 doet in plaats van op de vierde zet. Ik heb deze stand zelf zeer regelmatig op het bord gehad, zowel met wit als met zwart. Vaak gaat het verder met
7.33-29 9-14
Ook een goede mogelijkheid is 7...10-14 8.40-35 17-22 9.31-27 22x31 10.36x27 11-17 11.30-24 19x30 12.35x24 14-20 met spannende Roozenburg-varianten die ik hier verder niet wilde gaan uitdiepen. Mijn ervaring is echter dat wit eigenlijk de enige is die écht moet oppassen in deze variant, en alleen kansen heeft als dit de allereerste keer is dat de zwartspeler deze stand ziet (wat ik in het geval van Vipulis vrijwel uitgesloten achtte).
8.40-35 3-9 9.45-40 23-28!
Ook mogelijk is
9...17-21 10.31-26 21-27 11.32x21 16x27 12.50-45 11-17 13.37-31 18-22 14.29x18 12x23 15.30-24 19x30 16.35x24 23-28! zoals Schwarzman ooit tegen mij speelde. Dit levert leuk spel op voor beide kleuren, al maakte ik er in die partij helemaal niks van.
10.32x23 19x28 11.30-24 16-21!
Minder goed is 11...14-20? 12.31-27! 10-14 13.38-33 25-30 14.33x22 30x19* 15.42-38 17x28 16.29-23 18x29 17.34x32 met aanzienlijk voordeel voor wit door de missende zwarte kroonschijf en het klassiekachtige karakter van de stand.
12.31-26 17-22! 13.26x17 12x21 met beter spel voor zwart.
 6...16-21!?

Dit was precies de reactie waar ik min of meer op hoopte. Dit staat bekend als "de zet" die zwart in deze stand moet doen nu wit nog geen 46-41 gespeeld heeft, maar zo duidelijk lijkt me dat allemaal nog niet.

Een week later in het toernooi van Rotterdam vervolgde Wim Kalis tegen mij hier alsnog met 6...14-19 7.40-35 9-14 8.45-40 3-9 Ik kon nu helaas niets beters verzinnen dan alsnog aan te sturen op de 'normale' variant met 9.46-41
En nóg minder goed leek me 9.30-24 19x30 10.35x24 14-19 11.40-35 19x30 12.35x24 9-14 13.38-33 14-19 14.32-27 14...19x30 15.27-22 17x28 16.33x22 18x27 17.29x9 4x13 18.31x22 10-14! waarna de witte voorpost op 22 onder aanzienlijke druk komt te staan. Zwart kan in ieder geval nooit verliezen...
9...23-28 10.32x23 19x28 11.39-33?! 28x39 12.44x33 met spannend spel;
 7.31-26 11-16 8.40-35
De bedoeling van de zesde zet van zwart schuilt in de korte variant 8.37-31 7-11 9.31-27 23-28! 10.32x23 21x32 11.38x27 13-19 en wit staat zeer beroerd.

Ik was echter allang blij dat ik mijn tegenstander had weten uit te lokken tot 6...16-21. De zwarte vuist zorgt voor een extra spanningselement, en zwart moet goed nadenken wanneer hij in de aanval wil met 21-27x27.

 8...6-11 9.46-41
 14-20

Het begin van een serie op zijn minst ongebruikelijke zetten.

Een stuk logischer was het om de lange vleugel nog niet aan te raken, en nu in de aanval te gaan met 9...21-27 10.32x21 16x27 Waarschijnlijk had ik hierna vervolgd met 11.37-32 11-16 12.32x21 16x27 13.41-37 7-11 14.30-24!? waarmee wit inspeelt op het open veld 7. Dicht zwart veld 7 met schijf 1, dan zou 17-22 nooit meer een optie zijn en wordt zwart in speelvrijheid beperkt. Houdt zwart veld 7 open, dan moet zwart sterk rekening blijven houden met de zet 37-31! om zwart de keuze te laten maken tussen ofwel het sluiten van de stelling met 17-22, ofwel het verleggen van de aanval naar veld 28. 14-20
Een hele degelijke optie die door mijn computer werd aangegeven is 14...1-6 15.37-32
15.37-31 17-22! 16.42-37 23-28 met goed spel voor zwart.
15...11-16 16.32x21 16x27 17.42-37
17-21 18.26x17 12x21 en nu bijvoorbeeld 19.39-33 6-11 20.44-39 14-20 21.45-40 11-16 22.47-42 8-12 23.50-45 2-7 24.37-31 21-26 25.31x22 18x27 26.29x18 12x23 27.42-37 20x29 28.33x24 7-11 met een volstrekt gelijkwaardige stelling. Het is wel sterk de vraag of 17...17-21x21 ooit in het hoofd van iemand op zou komen, dus ik besteed hier verder niet al te veel aandacht aan.
15.45-40 1-7 16.50-45 9-14 waarna wit kan kiezen tussen:  ofwel eerst nog een keer aanvallen met 17.37-32
ofwel meteen aanvallen met
17.37-31 14-19 18.31x22 19x30 19.35x24 17x28 20.36-31 met wederom een zeer geladen stelling (en precies waar ik naar op zoek was).
17...11-16 18.32x21 16x27 19.42-37 7-11 20.48-42 met een zeer geladen stelling, want zwart kan haast niet meer voorkomen dat zijn voorpost naar 28 verlegd wordt via de aanval 37-31;
In plaats van meteen in de aanval te gaan met 9...21-27x27, kan zwart ook goed een extra zet wachten met 9...1-6 10.45-40 21-27 11.32x21 16x27 Na 12.37-32 heeft zwart nu de extra optie 17-21 13.26x17 12x21 Enkele partijen (Baljakin - Sadowska, Sipma - Stokkel) gingen daarna verder met 14.32-28 23x32 15.36-31 27x36 16.38x16 met spannend spel.

Al met al was ik allang niet ontevreden met het verloop van de partij, maar waarschijnlijk doet zwart er technisch gezien wel het beste aan zijn aanval een keer naar 28 te laten verleggen. Het is absoluut niet gezegd dat dat per se een mindere stand voor zwart oplevert. Zwart heeft de kroonschijf nog, dus vaak heeft zwart nog de mogelijkheid om zich uit het gesloten karakter van de stand te wurmen met manoeuvres als 10-14-19 gevolgd door 25-30.
Het plan dat Vipulis in de partij kiest lijkt me niet sterk.

 10.45-40 9-14!? 11.50-45 3-9 12.30-24 21-27?

Deze zet verdient in mijn ogen een vraagteken.

Het ziet er spannend uit, maar zwart kon hier nog relatief geforceerd aansturen op een gelijkwaardige stelling via 12...1-6 13.32-28 13...23x32 14.37x28 21-27! 15.28-23 17-21! 16.26x17 11x22 17.41-37 7-11 18.37-31 11-17 19.42-37 13-19 20.24x13 8x28 21.29-24 20x29 22.34x21 17x26 Het gefragmenteerde karakter van de zwarte stand wordt nu ruimschoots gecompenseerd wordt door zijn ontwikkelingsvoorsprong van 9 tempi.

Na de partijzet is de stelling moeilijk nog écht gelijkwaardig te houden.

 13.32x21 16x27 14.37-31 14-19
Met het ontbreken van schijf 3 is het vaak onrealistisch om de voorpost naar 28 te laten verleggen. Een variantje ter illustratie: 14...1-6 15.31x22 17x28 16.41-37 11-17 17.37-31! 6-11 18.31-27 17-22 19.47-41 22x31 20.36x27 11-16 21.42-37! 25-30 22.34x25 23x34 23.39x30 20x29 24.27-21 16x27 25.38-32 27x38 26.43x34 en wit heeft een gezonde schijf gewonnen.
 15.31x22 18x27 16.29x18 13x22! 17.24x13 9x18
 18.41-37

Na deze decorwisseling breekt een nieuwe fase van de partij aan. Zwart heeft een sterke aanval die in principe geen gevaar loopt, maar het wisselgeld is dat de zwarte stelling ongebalanceerd aanvoelt. Het liefst formeert zwart een sterk centrum om zijn aanval kracht bij te zetten, maar zijn eigen schijf op 25 speelt daar geen dankbare rol in. Zwart kan de komende paar zetten niet zijn centrum aanvullen vanuit de lijn 1/7/12/18, wat de balans in zijn stelling wel goed zou doen. Daarom bereidt Vipulis die manoeuvre eerst voor.

 10-14 19.38-33 14-19 20.37-31 18-23!

Attent gespeeld!

Na het logische 20...8-13 21.42-38! kan zwart nooit meer zijn centrum vanuit de korte vleugel aanvullen, omdat zowel 21...18-23 als de voorbereidende zet 21...4-9 simpel verhinderd zijn. Wat overblijft is 19-23 , waarna ik tijdens de partij van plan was consequent verder te gaan met 22.35-30! 4-9 23.40-35 en nu bijvoorbeeld 9-14 24.44-40 14-19 25.47-42! 20-24 26.34-29 23x34 27.40x20 25x14 28.45-40 19-23 29.40-34 14-20 30.33-29! 20-25 31.42-37 11-16 32.38-33! 23-28 33.43-38 2-8 34.37-32! 28x37 35.31x42 13-19 36.30-24! 19x30 37.35x24 
18-23 38.29x18 12x23 39.49-43 7-12 40.34-29! 23x34 41.39x30 25x34 42.33-28 22x33 43.38x40 met schitterende winstkansen voor wit. Zo diep heb ik natuurlijk niet gekeken. Ik onderkende alleen het plan 35-30, 40-35, 44-40; dat houdt de verstopping van de zwarte korte vleugel maximaal in stand. De zet van Vipulis was beter.
 21.42-38 4-9 22.47-42?
De partijzet verdient misschien niet écht een vraagteken, omdat het zo'n logische zet is en het met het blote oog niet te zien is wat precies het verschil is tussen deze zet en 22.47-41! Dat detail komt op de volgende zet pas aan het licht, maar dat heb ik tijdens de partij niet onderkend. Ik wilde vooral gewoon 47 naar 37 overhevelen, omdat dat de witte stelling meer mogelijkheden geeft en zwart lastige keuzes moet maken.
Wat me nog wel redelijk leek voor zwart, was de opstelling
23-28 23.41-37 9-13 , waarna ik sterk nadacht over het vervolg 24.35-30!?
Technisch beter lijkt 24.34-30 25x34 25.40x29 19-24 26.44-40 waarna zwart misschien het beste eieren voor zijn geld kan kiezen met 11-16 27.40-34 17-21 28.26x17 22x11 29.31x22 28x17 met ongeveer gelijkwaardige stelling.
24...20-24 25.40-35 13-18 26.44-40 15-20 27.38-32!? 27x29 28.34x32 25x34 29.39x30 18-23 30.32-27 12-18 Misschien een beetje wishful thinking, maar van een afstandje had dit nog wel wat weg van een strategie, met die vage hekstelling en de onbeweeglijke zwarte opstelling op zijn lange vleugel. Mijn computer is het echter absoluut niet met me eens. You live and you learn.
 22...8-13?
Het detail waar het om ging, was dat zwart door de vorige witte zet nu de stelling weer recht kon trekken met 22...12-18! 23.42-37 7-12 24.37-32 en nu het "Boomstra-offer" 9-13! 25.32x21 11-16 Wit heeft nu technisch gezien niet beter dan 26.31-27 22x31 27.36x27 17-22 28.34-30 25x34 29.40x29 23x34 30.39x30 22x31 31.26x37 16x27 32.33-28 18-23 33.38-32 27x38 34.43x32 waarna het waarschijnlijk snel remise gaat worden. Omdat dit zo teleurstellend is, had ik waarschijnlijk na 22...12-18 een ander plan proberen te vinden (iets in de lijn van 23. 34-30x29x30).
Ik had me echter al deze moeilijkheden kunnen besparen door op de 22e zet 47-41! te spelen, waarna 22...12-18 simpel verhinderd is.
 23.42-37 11-16?
Een héél belangrijk detail waar ik tijdens de partij mijn hoop op had gevestigd, is dat 23...12-18 nu verrassend genoeg min of meer een blok kost! Wit vlecht een bijzonder verraderlijke damcombinatie in de stand: 24.37-32! 7-12 25.32x21 11-16 26.48-42! 16x27 27.42-37 1-7 (andere zetten maken weinig verschil)
28.38-32!! 27x29 29.31-27 22x42 30.43-38 42x33 31.39x28 23x32 32.34x3 Een schitterende bijkomstigheid is nu dat wit aan beide bordkanten met een combinatie dreigt. Er kan bijvoorbeeld volgen 20-24 33.35-30! 24x35 34.26-21 17x26 35.3x43 met uitstekende kansen voor wit in het eindspel.
De partijzet van Vipulis gaf mij de mogelijkheid een schitterend plan uit te voeren (al zeg ik het zelf...). Beter is alsnog op het offer aan te sturen met 23...13-18 24.37-32 9-13 25.32x21 11-16 , al kan wit nu wél goed 26.31-27 22x31 27.36x27 spelen, met duidelijk voordeel na 17-22 28.34-29! 22x31 29.26x37 16x27 30.29-24 20x29 31.33x24 19x30 32.35x24 7-11 33.39-34 11-17 34.34-29 23x34 35.40x29 enzovoorts.
 24.33-29! 13-18

Gedwongen. Zwarts andere mogelijkheden draaien uit op schijfverlies:

24...2-8 25.29x18 12x23 26.34-30 25x34 27.40x18 en zwart heeft de pech dat hij na 17-21 28.26x28 13x42 29.31x22 met zijn bijna doorgebroken schijf weer terug moet slaan; 42x31 30.36x27+-
 25.39-33! 9-13 26.44-39! 20-24

Waarschijnlijk het beste.

Nog beroerder is 26...7-11 27.29-24! 20x29 28.33x24 19x30 29.35x24 23-28 30.37-32! 28x37 31.31x42 Zwart ruilt nu waarschijnlijk het beste armoedig terug met 31...13-19, daar 22-28? 32.34-30! 25x34 33.40x29 17-22 34.38-33 13-19 35.24x13 18x9 36.42-37 gevolgd door 37.48-42 en 38.42-38 een volle schijf kost.
 27.29x20 25x14 28.35-30

Dit lijkt me het juiste moment om te vertellen over een van de belangrijkste elementen van deze partij: de klok.
In eerste instantie heb ik het dan met name over de klok van mijn tegenstander. Als we deze partij 10 jaar geleden gespeeld hadden, had de partij zich vanaf hier ontpopt als een waar spektakel waarbij we allebei met een paar minuten op de klok ons moesten zien te redden in deze gecompliceerde stand. Geen tijd meer om te rekenen waar dat natuurlijk wel nodig is. Schijven die de toeschouwers rond de oren vliegen - ziet u het al voor u? Hoofdprioriteit zou zijn het hoe dan ook halen van de 45e zet, en vanaf daar zou het voor mij hopen zijn dat ik m'n voordeel niet al te veel verspeeld zou hebben.
Maar het is 2023! Ik had na de partijzet nog een kleine 20 minuten! Wat bevond ik mij in een luxepositie. Alles wat ik hiervoor beschreef, gold in dit geval alleen voor mijn tegenstander, die na zijn vorige zet nog 3 minuten had! Ik kon nog even rustig de tijd nemen om de winst uit te rekenen als het moment daarom vroeg. Maar ik kon vooral even rustig genieten van de staat van blinde paniek waarin mijn tegenstander zich hier bevond.
Ik schreef in de inleiding dat ik tijdens het dammen vreugde haal uit het mijn tegenstanders zo moeilijk mogelijk maken, en dat ik ze het allerliefst het leven zuur maak. Dit was zo'n moment! Ik had voor m'n gevoel deze partij tot nu toe alles goed gedaan; ik had hem geprovoceerd tot scherp spel waar hij dat misschien helemaal niet had gewild, gezien zijn koppositie. Ik had m'n tijd goed verdeeld, waar alle problemen die ik me mijn tegenstander had opgelegd hem zoveel tijd hadden gekost dat hij nu bijna niks meer over had. Ik had mijn tegenstander precies waar ik hem hebben wilde. Ik besefte me ook dondersgoed dat ik er niet te luchtig over moest denken; integendeel zelfs, dat zou gevaarlijk zijn. Ik moest geconcentreerd blijven, mijn eigen tijd nog steeds goed blijven indelen en vooral niet naïef worden. Ik moest hem dezelfde moeilijke vragen blijven stellen als daarvoor. Maar ik besefte hier ook dat ik héél dicht bij praktische winst zat.
Goed, tot zover wat zich in mijn hoofd afspeelde in de tijd dat ik de klok van Vipulis zag aflopen van een minuut of drie naar twee en een halve minuut. Zijn volgende zet was meteen een positionele blunder.

 14-20?

De zwarte stand hangt inmiddels tegen het kritieke aan, maar ik durf te zeggen dat het na de partijzet in hogere zin uit is.

 29.30-24!

Na een investering van een minuut of 10, vond ik een sterk plan. Ik was ervan overtuigd dat ik hier gewonnen moest staan. De partijzet dunt de zwakke zwarte lange vleugel verder uit, terwijl het puin op de korte vleugel (en met name de hele lijn 1/7/12/18/23) blijft staan.

 20x29 30.33x24 19x30 31.34x25 13-19 32.40-34 15-20 33.25x14 19x10 34.39-33 10-14 35.45-40 7-11

Tot zover had ik het op het moment dat ik 29. 30-24! speelde allemaal berekend, maar met de partijzet had ik geen seconde rekening gehouden.

Heel even schoot er door mijn hoofd: had ik nou maar niet 10 minuten de tijd genomen om 35...23-28 helemaal door te rekenen. Je tegenstander heeft nog 2 minuten, hij gaat gegarandeerd iets doen wat je niet verwacht. Je moet je tijd bewaren voor een later moment, als hij de beslissende fout gemaakt heeft! Zoiets schiet dan door mijn hoofd, natuurlijk allemaal valide punten. Aan de andere kant, weet je ook nooit 100 procent zeker wanneer iemand daadwerkelijk de beslissende fout heeft gemaakt. Wat daarom ook voortdurend door mijn hoofd schiet, is de vraag of ik op een bepaald moment niet de winst zou kunnen uitrekenen; zo voelde het namelijk wel. En dat is het gevaarlijkste wat er kan gebeuren: straks blijf je nog hinken tussen twee gedachten, enerzijds "ik moet nu mijn gevoel volgen en doorzetten en wachten op een beter moment om mijn tijd in te zetten!" en anderzijds "wat nou als mijn gevoel fout is en ik een betere optie mis? Had ik dan maar even de tijd genomen om beter te kijken!!? Ik moet nu gewoon even rekenen!". Ik liet me verleiden tot het tweede, een logische keuze maar ook een grote fout. Ik berekende bijna geen variant, maar heb 5 minuten een stem in mijn achterhoofd horen galmen die zei dat ik moest doorzetten, zonder enig idee te hebben welke zet ik dan moest doen, want ik had niet gerekend. Je zou kunnen zeggen dat ik volledig in paniek raakte, want ik voelde de controle over de partij uit mijn vingers wegglibberen.

 36.40-35

Deze zet kreeg ik nog vrij snel uit mijn vingers.

 1-7

Maar op dit moment gebeurde er precies wat ik zojuist beschreef. Mijn tegenstander had met 35...07-11 en 36...01-07 zijn laatste minuut bereikt. Zijn laatste twee zetten waren technisch gezien geen goede zetten; het waren alleen goede zetten omdat ik ze totaal niet had zien aankomen. Wit staat hier nog steeds in alle varianten gewonnen.

 37.35-30

Met deze zet ging ik zelf van 5 naar 1 minuut, en ik had geen idee hoe ik na 37...23-28, de enige zwarte zet(!!) verder zou moeten gaan. Ik deed maar gewoon een zet onder het mom van "AAAA ik heb ineens minder tijd dan hij!" en daar rolde deze uit.

 37...23-28 38.43-39 2-8
 39.48-43?

Gespeeld met een seconde of 20 op de klok. Het was inmiddels niet meer gebaseerd op varianten, maar meer op pure provocatie (of wanhoop...).

Wit heeft nog steeds winst in handen met 39.30-24! 8-13
39...16-21 40.34-30 en verder zoals in eerdere varianten.
40.49-44! Wit kan nog steunen op de belangrijke poot 33/39/44, en controleert met deze zet het centrum. 13-19 41.24x13 18x9 42.37-32! 28x37 43.31x42 12-18 44.33-28 22x33 45.39x28 en er kan bijvoorbeeld nog volgen: 9-13 46.34-29 13-19 47.44-40 7-12 48.40-35! 14-20 49.35-30!+-
Alle vorige varianten na 39. 30-24! zijn met genoeg tijd op de klok redelijk te berekenen, of in ieder geval kun je een heel eind komen. Dat had ik hier niet meer, en waar ik misschien het meest van baal is dat ik hier niet gewoon 39.37-32! 28x37 40.31x42 geruild heb. Dat is wel in me opgekomen, en nu heb ik in ieder geval nooit meer last van het partijplan 39...16-21!, waarvan ik had gezien dat het een lastig plan voor me was. Ik besloot met een paar seconden op de klok een provocerende zet te spelen, in plaats van een zet waarmee ik in ieder geval tot en met zet 45 het voordeel zou vasthouden. Dan zou ik immers weer 30 minuten hebben om de winst uit te rekenen. Dat is in ieder geval hetgeen wat ik mezelf het meest kwalijk nam na de partij. Ik hoef alleen maar tot de tijdcontrole de omsingeling op het bord te houden, en dat lukte me niet. Na de terugruil 39. 37-32! kan het bijvoorbeeld verder gaan met 18-23 41.42-37 8-13 42.37-31 13-19 43.30-24! 19x30 44.34x25 23-28 45.49-43 12-18 46.33-29! 28-33 47.39x28 22x42 48.31x13 42-47 49.26-21 47x2 50.21x1 met een gewonnen eindspel.
 39...16-21!

Mijn vorige zet was er in zijn geheel op gebaseerd dat mijn tegenstander deze zet niet zou aandurven. Vipulis deed hem echter toch en kwam hiermee volledig terug in de wedstrijd.

 40.34-29?
Aangezien Vipulis voor de komende zeven zetten nog iets minder dan een minuut had, hoopte ik dat hij 39...16-21 niet zou aandurven vanwege 40.33-29!? en het lijkt alsof zwart een probleem heeft. Echter, zwart heeft de -toch wat verrassende- actie 27-32! 41.38x16 28-32 42.37x28 22x35=
Waarschijnlijk nog wel ruimschoots praktisch gewonnen, maar mogelijk niet analytisch gewonnen was 40.30-24! 11-16 41.37-32! 28x37 42.31x42 27-32 43.38x27 21x32 en wit heeft de keuze tussen twee kansrijke opties: 44.49-44 44...16-21 45.42-37 32x41 46.36x47 21-27 47.34-30! 8-13 48.33-28 22x33 49.39x28 18-22 50.43-39 22x33 51.39x28 12-18 52.30-25 7-12 en mijn Kingsrow geeft de waarde "0.03", wat betekent dat het in alle varianten remise is, maar dat is na bijvoorbeeld 53.24-20!? 27-32! 54.28x37 17-22 55.20x9 13x4 nog niet zo een-twee-drie met het blote oog te zien...
 40...18-23! 41.29x18 12x23 42.30-24

Met nog 7 seconden voor 4 zetten besloot ik maar zo snel mogelijk remise te maken...

 8-13 43.33-29 23x34 44.39x30
 28-32 45.37x28 22x42 46.31x22 17x28 47.26x6 7-11 48.6x17 42-48


Na nog een tijdje met mijn handen in mijn haar in gedachten verzonken naar het bord te staren, kwamen we hier remise overeen.
Ik heb vervolgens nog even met Raimonds de partij geanalyseerd en dat was misschien wel even goed voor mijn gemoedstoestand. Hij was (en is sowieso altijd!) erg vriendelijk en gaf ook eerlijk toe dat hij deze partij had moeten verliezen. Het is op de een of andere manier altijd wel fijn om eerlijk uit de mond van je sterke tegenstander te horen dat hij eigenlijk ingeblikt werd. Het contrast met de opmerkingen van wat andere omstanders ("Jeetje Jan... dat je dát nog remise hebt laten lopen... ongeveer alles won toch??... Hoe kan dat nou??? Je moet hier echt kapot van zijn... Dit was de toernooioverwinning op een presenteerblaadje...!") was behoorlijk groot.
Een partij met vele gezichten, maar mijn gezicht was hierna toch vooral teleurgesteld. Dit was inderdaad mijn kans... en ik had hem laten lopen.
Echter, veel tijd om te treuren was er niet; een half etmaal later moest ik alweer aantreden tegen een andere grootmeester tegen wie ik inmiddels een redelijke score heb: Aleksej Domchev. Na een knotsgek tijdnoodduel waarin hij een soort winstpoging deed en ik daar nog een winstpoging overhéén deed, trok ik uiteindelijk op een hele fraaie manier aan het langste eind. En zo kwam ik uiteindelijk, met de kleinst mogelijke marge, toch nog boven de nummer drie Vipulis en de nummer twee, collega Wouter Sipma (die ook een ijzersterk toernooi speelde!), op de eerste plaats terecht!
Een paar dagen later reisde ik af naar Rotterdam voor het Rotterdams Open en daarna meteen door naar mijn huis in Nijmegen voor het Nijmegen Open. Ik probeerde mijn lijn uit het Riga Open door te zetten, en met name wat ik na de mislukte eerste ronde met mezelf had afgesproken. Ik speelde in Rotterdam een van mijn beste toernooien ooit, en eindigde met plus zeven(!) uit negen partijen op de eerste plaats.
In Nijmegen zat ik alle partijen aan de goede kant van het bord, kreeg ik praktisch gewonnen stellingen tegen Jitse Slump en Martin Dolfing, en wist ik als kers op de taart ook nog met één punt los het toernooi te winnen. Ik voelde ook fysiek gezien niet extreem veel van het feit dat het mijn 28e partij van de maand was. Al met al een uitstekende voorbereiding op het WK, al laat deze partij tegen Vipulis ook zien dat er ook nog wel wat werk aan de winkel is. Hoe dan ook, wat voor engeltje er deze zomer ook op mijn schouder heeft gezeten, ik doe mijn best om hem (of haar) in ieder geval mee te smokkelen naar Curaçao...
Om af te sluiten: je kunt maar beter een WK-voorbereiding hebben waarin je ieder toernooi wint dan een WK-voorbereiding waarin dat niet gebeurt. Maar héél veel waarde probeer ik daar ook weer niet aan te hechten. Het belangrijkste is dat ik na deze drie toernooien het gevoel heb dat ik (weer?) op het goede pad zit. De drie toernooiwinsten had ik nou ook weer niet allemaal voor ogen toen ik me na de eerste ronde in Riga, mijn eerste ronde dammen in anderhalve maand, geroepen voelde om mijn strategie helemaal aan te passen. Zo ziet u maar weer - u kunt maar beter met plezier dammen, dan komen de resultaten vanzelf...!