Jan Groenendijk (archieffoto) won in 2023 praktisch ieder toernooi waaraan hij meedeed. Foto: G. van Dijk
(A translation of this text into English is still being made and will be published as soon as it is available)
Beste lezers! Mijn naam
is Jan
Groenendijk, en ik heet u allen van harte welkom bij deze eerste
aflevering van Damkunst, een schitterend initiatief van Ben Provoost.
Ik voel mij op zijn minst vereerd dat ik de eerste mag zijn in het
illustere rijtje sterke dammers van wie u hier de komende tijd
partijanalyses zal tegenkomen! Ik schrijf niet vaak dit soort
analyses. Ik weet ook niet zo goed hoe ik zo’n partij moet inleiden,
dus ik begin maar gewoon wat weg te kletsen…
Ik twijfelde een
tijdje over welke van mijn partijen van de afgelopen maanden zich het
beste voor deze gelegenheid zou lenen. In de periode van 2 tot en met
29 juli speelde ik maar liefst 28 partijen, precies evenveel partijen
als het aantal dagen. Het avontuur begon met het Riga Open (2 tot en
met 8 juli). Na een paar dagen rust vervolgde ik met het Rotterdams
Open (16 tot en met 22 juli) en om af te sluiten speelde ik meteen
daarna het Nijmegen Open (23 tot en met 29 juli). Een leuk detail was
dat het de eerste keer was dat ik aan het Nijmegen Open meedeed sinds
ik bijna zes jaar geleden naar Nijmegen verhuisd ben…
Dat ik zo
veel partijen achter elkaar had gepland, was natuurlijk niet alleen
omdat ik een groot damliefhebber ben - het was ook bedoeld om
enigszins het aankomende wereldkampioenschap na te bootsen, dat
negentien partijen telt in zestien dagen. Voor de negentien
achtereenvolgende partijen was het toernooi in Riga niet eens per se
nodig; de toernooien van Rotterdam en Nijmegen alleen waren daar al
voldoende voor. Sterker nog, het was lang onzeker of ik aan het Riga
Open mee zou doen. Ik ben naast professioneel dammer ook
masterstudent Natuur- en Sterrenkunde, en het toernooi in Riga viel
voor mij precies tussen de tentamens van het vierde kwartaal en de
hertentamens van hetzelfde vierde kwartaal in. Ik had met de
organisatie afgesproken dat ik mijn deelname van mijn
tentamenresultaten liet afhangen; ik kon 21 studiepunten halen, maar
mocht het nou dramatisch slecht gaan (wat ik zelf niet uitsloot), dan
zou ik van deelname afzien om me goed te kunnen voorbereiden op de
hertentamens. Al mijn zorgen bleken echter onterecht - ik haalde drie
van de vier tentamens en daarmee 18 van de 21 punten, en liet meteen
de organisatie weten dat ik zou meedoen.
Leven zuur
maken
Omdat ik zo halsoverkop nog een vlucht moest boeken, was een
van de weinige nog betaalbare opties een vlucht die een dag te vroeg
in Riga aankwam. Zo’n grote ramp was dat niet; ik zou voor een
bepaald vak nog een enkele opdracht moeten inleveren, die ik het
liefst ook maar vóór het toernooi af wilde maken. Het grootste deel
van mijn ene vrije dag besteedde ik daaraan. Modelling of Real-World
Complex Systems heette het vak. Ik zat er ‘s avonds zo lekker in dat
ik besloot hem maar gewoon in één zit af te maken. Uiteindelijk
leverde ik de opdracht rond middernacht in, en met alle studiezorgen
uit de weg meende ik klaar te zijn voor het toernooi.
De overgang
van zo’n intensieve studieperiode naar een damtoernooi gaat niet
altijd zomaar goed, bleek ook toen weer. Ik speelde in de eerste
ronde tegen de Letse jeugdspeler Klavs Norenbergs één van mijn meest
slappe, ongeïnspireerde partijen in lange tijd. Ik durfde geen enkele
beslissing te nemen, en de beslissingen die ik uiteindelijk maakte,
waren vaak vanwege de verkeerde redenen. Ik wilde -net als vroeger-
alles perfect doen, en daardoor kon ik zelfs over alledaagse
opbouwzetten minutenlang twijfelen.
Die partij had twee
consequenties. De eerste en meest belangrijke consequentie was dat ik
me realiseerde dat ik geen enkel plezier had beleefd aan mijn eerste
partij; dat was wel het allereerste dat moest veranderen. Ik haal er
vreugde uit om het mijn tegenstanders zo moeilijk mogelijk te maken
en ze het leven zuur te maken. Ik haal vreugde uit ingewikkelde
partijen, waar veel en correct gerekend moet worden. En ik haal er
vreugde uit als ik weet dat ik op mezelf en mijn intuïtie kan
vertrouwen. Mijn enige voornemen vanaf dat moment was dat ik alleen
maar al m’n partijen uit wilde komen met het idee dat ik me vermaakt
had. De resultaten waren dan van minder groot belang, al vertrouwde
ik erop dat die dan vanzelf zouden komen. (Dit lijkt voorlopig meer
op een gemiddeld gesprek dat ik met mijn coach Rik heb dan op de
inleiding van een partijanalyse…)
Oude spel
De tweede
consequentie van mijn eerste partij was dat ik nu meteen wist dat ik
iets relatief bijzonders zou moeten presteren om het toernooi nog te
winnen, zonder daarmee al te veel druk op mezelf te leggen. Daarmee
bedoel ik: vaak is het zo dat je na een gelijkspel in de eerste ronde
later in het toernooi van een grootmeester moet winnen om nog bovenin
te kunnen eindigen. Dat was voor mij niet echt iets om over in paniek
te raken, maar meer iets om in het achterhoofd te houden als het
moment daar was. Prioriteit was om mijn oude spel, waar ik op het
Europees kampioenschap, Nederlands kampioenschap en Drancy Open veel
succes mee had, weer een klein beetje op de rit te krijgen.
Zonder al te veel in detail te treden; dat lukte aardig! Ik won
vrij overtuigend van het Oekraïense talent Danylo Sokolov, van
Oleksandr Honhalskiy, en vervolgens in een waanzinnig spannende
partij van grootmeester Jos Stokkel. Tussendoor volgden nog twee
behoudende puntendelingen tegen Jitse Slump en Wouter Sipma. Ik stond
na vijf ronden alweer op +3, wat een teken was dat ik weer een beetje
op de juiste weg was, en dat voelde ook zo.
Via een lange omweg
komen we langzaam maar zeker bij de partij uit die ik wil gaan
bespreken. Na de rustige ochtendpartij tegen Sipma speelde ik ‘s
middags de zevende ronde tegen Raimonds Vipulis. Vipulis (die
trouwens ook de eerste ronde van het toernooi remise speelde!)
speelde die ochtend tegen Yuri Bobkov, en won schijnbaar vanuit het
niets heel fraai in klassiek. Hij stond na zes ronden alleen op kop
met maar liefst 10 punten. En die middag lootte ik tegen hem. Nu kwam
de tweede consequentie die ik zojuist beschreef weer een beetje
vanuit mijn achterhoofd naar voren. Nu kon ik m’n fout uit de eerste
ronde goedmaken en de leiding van hem overnemen. Dit was het moment!
Scherpste zet
Ik heb een redelijke persoonlijke score
tegen Vipulis. Vóór deze partij in Riga had ik drie reguliere
partijen tegen hem gespeeld, waarvan alleen de partij op het World
Cup-toernooi in mijn geboorteplaats Wageningen remise werd (waarna ik
de barrage wist te winnen). De overige twee partijen, een knotsgekke
partij in de derde ronde van mijn eerste wereldkampioenschap in Emmen
en een zinderende partij op het wereldkampioenschap 2021 in Tallinn,
won ik allebei. Ik vind Vipulis als speler altijd lastig in te
schatten. Ik vind hem een ontzettend degelijke grootmeester; hij weet
goed hoe hij standen moet opbouwen en hij heeft een uitstekende
techniek. In een rustig positioneel partijtje zal hij daardoor nou
eenmaal weinig fouten gaan maken. Maar wat ik opvallend (en ook
leuk!) aan zijn stijl vind, is dat hij het ook af en toe niet kan
laten om tussendoor even de scherpste zet van het bord te doen, of
agressief te gaan spelen als hij denkt dat de stand daarom vraagt.
Echter, als het zover komt dat er een ingewikkelde stelling op het
bord komt en hij belangrijke keuzes moet maken, kost hem dat heel
veel tijd. En al helemaal als hij niet op zijn positionele gevoel kan
of durft te vertrouwen.
Een goed voorbeeld is mijn partij tegen
hem uit 2021. In de WK-finale wilde hij denk ik zijn huid duur
proberen te verkopen, en zijn opening tegen mij was wat voorzichtig.
Ik speelde provocatief en lokte hem uit om ten aanval te trekken, wat
hij vervolgens zo agressief mogelijk deed. Waarschijnlijk was dat
helemaal niet zijn plan, maar het gebeurde wel. (Bij deze hele
psychoanalyse wel de disclaimer dat ik het ook helemaal verkeerd kan
hebben, maar dit is hoe ik het interpreteerde.)
Nu zaten we een
beetje in een soortgelijke situatie. Hij stond een punt voor, en hij
weet ook dat ik in principe een gevaarlijke tegenstander voor hem
ben. Ik schatte zo in dat hij koste wat het kost een punt veilig
wilde stellen om de leiding in het toernooi te behouden. Ik stelde me
erop in dat ik ergens in de partij weer wat provocatieve keuzes moest
gaan maken, en dat ik ergens in de partij misschien een wat mindere
stand zou moeten accepteren om hem maar uit te lokken tot interessant
spel. Laten we eens kijken hoe dat zich ontvouwde…
Vroeger was ik groot fan van 1. 34-29, tot één van mijn trainers me duidelijk maakte dat 1. 34-29 een remisezet is. Ik begin steeds beter te begrijpen wat hij daarmee bedoelde. Daarom gaf ik deze partij -en veel andere partijen de afgelopen zomer!- de voorkeur aan 1. 32-28.
19-23 2.28x19 14x23Niet per se het antwoord dat ik verwachtte, maar naar mijn mening ook niet per se een vervelend antwoord gezien de omstandigheden. Ik kan nu altijd kiezen om de spanningen op te voeren met 35-30.
3.37-32 10-14 4.35-30Ik besluit hem vrijwel meteen te doen.
Vipulis wil niet op zet 4 al passief gaan spelen, en reageert met 20-25 zoals het hoort.
5.41-37 5-10Ik was blij met deze zet. Dat zegt trouwens niet per se iets over de waarde ervan!
6.47-41! 21-26 7.32-28 23x32 8.37x28 26x37 9.41x32 met goede aanvalsperspectieven voor wit. Dit was mijn grootste reden voor het invoegen van 4. 35-30.
Deze zet was puur en alleen bedoeld om de partijvariant uit te lokken. Ik ben er bijzonder tevreden over dat ik dat goed heb ingeschat.
9...17-21 10.31-26 21-27 11.32x21 16x27 12.50-45 11-17 13.37-31 18-22 14.29x18 12x23 15.30-24 19x30 16.35x24 23-28! zoals Schwarzman ooit tegen mij speelde. Dit levert leuk spel op voor beide kleuren, al maakte ik er in die partij helemaal niks van.
Dit was precies de reactie waar ik min of meer op hoopte. Dit staat bekend als "de zet" die zwart in deze stand moet doen nu wit nog geen 46-41 gespeeld heeft, maar zo duidelijk lijkt me dat allemaal nog niet.
Ik was echter allang blij dat ik mijn tegenstander had weten uit te lokken tot 6...16-21. De zwarte vuist zorgt voor een extra spanningselement, en zwart moet goed nadenken wanneer hij in de aanval wil met 21-27x27.
8...6-11 9.46-41 14-20Het begin van een serie op zijn minst ongebruikelijke zetten.
17.37-31 14-19
Al met al was ik allang niet ontevreden met het
verloop van de partij, maar waarschijnlijk doet zwart er technisch
gezien wel het beste aan zijn aanval een keer naar 28 te laten
verleggen. Het is absoluut niet gezegd dat dat per se een mindere
stand voor zwart oplevert. Zwart heeft de kroonschijf nog, dus vaak
heeft zwart nog de mogelijkheid om zich uit het gesloten karakter van
de stand te wurmen met manoeuvres als 10-14-19 gevolgd door 25-30.
Het plan dat Vipulis in de partij kiest lijkt me niet sterk.
Deze zet verdient in mijn ogen een vraagteken.
Na de partijzet is de stelling moeilijk nog écht gelijkwaardig te houden.
13.32x21 16x27 14.37-31 14-19Na deze decorwisseling breekt een nieuwe fase van de partij aan. Zwart heeft een sterke aanval die in principe geen gevaar loopt, maar het wisselgeld is dat de zwarte stelling ongebalanceerd aanvoelt. Het liefst formeert zwart een sterk centrum om zijn aanval kracht bij te zetten, maar zijn eigen schijf op 25 speelt daar geen dankbare rol in. Zwart kan de komende paar zetten niet zijn centrum aanvullen vanuit de lijn 1/7/12/18, wat de balans in zijn stelling wel goed zou doen. Daarom bereidt Vipulis die manoeuvre eerst voor.
10-14 19.38-33 14-19 20.37-31 18-23!Attent gespeeld!
18-23 38.29x18 12x23 39.49-43 7-12 40.34-29! 23x34 41.39x30 25x34 42.33-28 22x33 43.38x40 met schitterende winstkansen voor wit. Zo diep heb ik natuurlijk niet gekeken. Ik onderkende alleen het plan 35-30, 40-35, 44-40; dat houdt de verstopping van de zwarte korte vleugel maximaal in stand. De zet van Vipulis was beter.
Wat me nog wel redelijk leek voor zwart, was de opstelling 23-28 23.41-37 9-13 , waarna ik sterk nadacht over het vervolg 24.35-30!?
Ik had me echter al deze moeilijkheden kunnen besparen door op de 22e zet 47-41! te spelen, waarna 22...12-18 simpel verhinderd is.
Gedwongen. Zwarts andere mogelijkheden draaien uit op schijfverlies:
Waarschijnlijk het beste.
Dit lijkt me het juiste moment om
te vertellen over een van de belangrijkste elementen van deze partij:
de klok.
In eerste instantie heb ik het dan met name over de klok
van mijn tegenstander. Als we deze partij 10 jaar geleden gespeeld
hadden, had de partij zich vanaf hier ontpopt als een waar spektakel
waarbij we allebei met een paar minuten op de klok ons moesten zien
te redden in deze gecompliceerde stand. Geen tijd meer om te rekenen
waar dat natuurlijk wel nodig is. Schijven die de toeschouwers rond
de oren vliegen - ziet u het al voor u? Hoofdprioriteit zou zijn het
hoe dan ook halen van de 45e zet, en vanaf daar zou het voor mij
hopen zijn dat ik m'n voordeel niet al te veel verspeeld zou hebben.
Maar het is 2023! Ik had na de partijzet nog een kleine 20
minuten! Wat bevond ik mij in een luxepositie. Alles wat ik hiervoor
beschreef, gold in dit geval alleen voor mijn tegenstander, die na
zijn vorige zet nog 3 minuten had! Ik kon nog even rustig de tijd
nemen om de winst uit te rekenen als het moment daarom vroeg. Maar ik
kon vooral even rustig genieten van de staat van blinde paniek waarin
mijn tegenstander zich hier bevond.
Ik schreef in de inleiding
dat ik tijdens het dammen vreugde haal uit het mijn tegenstanders zo
moeilijk mogelijk maken, en dat ik ze het allerliefst het leven zuur
maak. Dit was zo'n moment! Ik had voor m'n gevoel deze partij tot nu
toe alles goed gedaan; ik had hem geprovoceerd tot scherp spel waar
hij dat misschien helemaal niet had gewild, gezien zijn koppositie.
Ik had m'n tijd goed verdeeld, waar alle problemen die ik me mijn
tegenstander had opgelegd hem zoveel tijd hadden gekost dat hij nu
bijna niks meer over had. Ik had mijn tegenstander precies waar ik
hem hebben wilde. Ik besefte me ook dondersgoed dat ik er niet te
luchtig over moest denken; integendeel zelfs, dat zou gevaarlijk
zijn. Ik moest geconcentreerd blijven, mijn eigen tijd nog steeds
goed blijven indelen en vooral niet naïef worden. Ik moest hem
dezelfde moeilijke vragen blijven stellen als daarvoor. Maar ik
besefte hier ook dat ik héél dicht bij praktische winst zat.
Goed, tot zover wat zich in mijn hoofd afspeelde in de tijd dat
ik de klok van Vipulis zag aflopen van een minuut of drie naar twee
en een halve minuut. Zijn volgende zet was meteen een positionele
blunder.
De zwarte stand hangt inmiddels tegen het kritieke aan, maar ik durf te zeggen dat het na de partijzet in hogere zin uit is.
Na een investering van een minuut of 10, vond ik een sterk plan. Ik was ervan overtuigd dat ik hier gewonnen moest staan. De partijzet dunt de zwakke zwarte lange vleugel verder uit, terwijl het puin op de korte vleugel (en met name de hele lijn 1/7/12/18/23) blijft staan.
20x29 30.33x24 19x30 31.34x25 13-19 32.40-34 15-20 33.25x14 19x10 34.39-33 10-14 35.45-40 7-11Tot zover had ik het op het moment dat ik 29. 30-24! speelde allemaal berekend, maar met de partijzet had ik geen seconde rekening gehouden.
7-12 44.40-34 1-7 45.48-43 18-23 46.30-25 12-18 47.24-20 7-12 48.20x9 13x4 49.38-33 23-28 50.33-29+-
Heel even schoot er door mijn hoofd: had ik nou maar niet 10 minuten de tijd genomen om 35...23-28 helemaal door te rekenen. Je tegenstander heeft nog 2 minuten, hij gaat gegarandeerd iets doen wat je niet verwacht. Je moet je tijd bewaren voor een later moment, als hij de beslissende fout gemaakt heeft! Zoiets schiet dan door mijn hoofd, natuurlijk allemaal valide punten. Aan de andere kant, weet je ook nooit 100 procent zeker wanneer iemand daadwerkelijk de beslissende fout heeft gemaakt. Wat daarom ook voortdurend door mijn hoofd schiet, is de vraag of ik op een bepaald moment niet de winst zou kunnen uitrekenen; zo voelde het namelijk wel. En dat is het gevaarlijkste wat er kan gebeuren: straks blijf je nog hinken tussen twee gedachten, enerzijds "ik moet nu mijn gevoel volgen en doorzetten en wachten op een beter moment om mijn tijd in te zetten!" en anderzijds "wat nou als mijn gevoel fout is en ik een betere optie mis? Had ik dan maar even de tijd genomen om beter te kijken!!? Ik moet nu gewoon even rekenen!". Ik liet me verleiden tot het tweede, een logische keuze maar ook een grote fout. Ik berekende bijna geen variant, maar heb 5 minuten een stem in mijn achterhoofd horen galmen die zei dat ik moest doorzetten, zonder enig idee te hebben welke zet ik dan moest doen, want ik had niet gerekend. Je zou kunnen zeggen dat ik volledig in paniek raakte, want ik voelde de controle over de partij uit mijn vingers wegglibberen.
36.40-35Deze zet kreeg ik nog vrij snel uit mijn vingers.
1-7Maar op dit moment gebeurde er precies wat ik zojuist beschreef. Mijn tegenstander had met 35...07-11 en 36...01-07 zijn laatste minuut bereikt. Zijn laatste twee zetten waren technisch gezien geen goede zetten; het waren alleen goede zetten omdat ik ze totaal niet had zien aankomen. Wit staat hier nog steeds in alle varianten gewonnen.
37.35-30Met deze zet ging ik zelf van 5 naar 1 minuut, en ik had geen idee hoe ik na 37...23-28, de enige zwarte zet(!!) verder zou moeten gaan. Ik deed maar gewoon een zet onder het mom van "AAAA ik heb ineens minder tijd dan hij!" en daar rolde deze uit.
Gespeeld met een seconde of 20 op de klok. Het was inmiddels niet meer gebaseerd op varianten, maar meer op pure provocatie (of wanhoop...).
Mijn vorige zet was er in zijn geheel op gebaseerd dat mijn tegenstander deze zet niet zou aandurven. Vipulis deed hem echter toch en kwam hiermee volledig terug in de wedstrijd.
40.34-29?Met nog 7 seconden voor 4 zetten besloot ik maar zo snel mogelijk remise te maken...
8-13 43.33-29 23x34 44.39x30 28-32 45.37x28 22x42 46.31x22 17x28 47.26x6 7-11 48.6x17 42-48
Na nog een tijdje met mijn handen in
mijn haar in gedachten verzonken naar het bord te staren, kwamen we
hier remise overeen.
Ik heb vervolgens nog even met Raimonds de
partij geanalyseerd en dat was misschien wel even goed voor mijn
gemoedstoestand. Hij was (en is sowieso altijd!) erg vriendelijk en
gaf ook eerlijk toe dat hij deze partij had moeten verliezen. Het is
op de een of andere manier altijd wel fijn om eerlijk uit de mond van
je sterke tegenstander te horen dat hij eigenlijk ingeblikt werd. Het
contrast met de opmerkingen van wat andere omstanders ("Jeetje Jan...
dat je dát nog remise hebt laten lopen... ongeveer alles won
toch??... Hoe kan dat nou??? Je moet hier echt kapot van zijn... Dit
was de toernooioverwinning op een presenteerblaadje...!") was
behoorlijk groot.
Een partij met vele gezichten, maar mijn
gezicht was hierna toch vooral teleurgesteld. Dit was inderdaad mijn
kans... en ik had hem laten lopen.
Echter, veel tijd om te treuren
was er niet; een half etmaal later moest ik alweer aantreden tegen
een andere grootmeester tegen wie ik inmiddels een redelijke score
heb: Aleksej Domchev. Na een knotsgek tijdnoodduel waarin hij een
soort winstpoging deed en ik daar nog een winstpoging overhéén deed,
trok ik uiteindelijk op een hele fraaie manier aan het langste eind.
En zo kwam ik uiteindelijk, met de kleinst mogelijke marge, toch nog
boven de nummer drie Vipulis en de nummer twee, collega Wouter Sipma
(die ook een ijzersterk toernooi speelde!), op de eerste plaats
terecht!
Een paar dagen later reisde ik af naar Rotterdam voor
het Rotterdams Open en daarna meteen door naar mijn huis in Nijmegen
voor het Nijmegen Open. Ik probeerde mijn lijn uit het Riga Open door
te zetten, en met name wat ik na de mislukte eerste ronde met mezelf
had afgesproken. Ik speelde in Rotterdam een van mijn beste
toernooien ooit, en eindigde met plus zeven(!) uit negen partijen op
de eerste plaats.
In Nijmegen zat ik alle partijen aan de goede
kant van het bord, kreeg ik praktisch gewonnen stellingen tegen Jitse
Slump en Martin Dolfing, en wist ik als kers op de taart ook nog met
één punt los het toernooi te winnen. Ik voelde ook fysiek gezien niet
extreem veel van het feit dat het mijn 28e partij van de maand was.
Al met al een uitstekende voorbereiding op het WK, al laat deze
partij tegen Vipulis ook zien dat er ook nog wel wat werk aan de
winkel is. Hoe dan ook, wat voor engeltje er deze zomer ook op mijn
schouder heeft gezeten, ik doe mijn best om hem (of haar) in ieder
geval mee te smokkelen naar Curaçao...
Om af te sluiten: je kunt
maar beter een WK-voorbereiding hebben waarin je ieder toernooi wint
dan een WK-voorbereiding waarin dat niet gebeurt. Maar héél veel
waarde probeer ik daar ook weer niet aan te hechten. Het
belangrijkste is dat ik na deze drie toernooien het gevoel heb dat ik
(weer?) op het goede pad zit. De drie toernooiwinsten had ik nou ook
weer niet allemaal voor ogen toen ik me na de eerste ronde in Riga,
mijn eerste ronde dammen in anderhalve maand, geroepen voelde om mijn
strategie helemaal aan te passen. Zo ziet u maar weer - u kunt maar
beter met plezier dammen, dan komen de resultaten vanzelf...!