Koeperman (l.) en Sjtsjogoljev tijdens hun WK-match in 1961. Eerstgenoemde wint de tweekamp later met 22-18. De persoon rechts is Philip Ham. Foto: archief Sjtsjogoljev
De zwarte Roozenburg dreigt dan te worden opgeblazen met 26.28-23!! (26…18x40), naar keuze gevolgd (afhankelijk van de vraag of zwart 25…4-9 dan wel 25…3-9 speelt) door 27.33-28 22x33 28.31x11 + dan wel 27.33-29 24x33 28.39x28 22x33 29.31x11 +. En ook 25…18-23 kan hem niet redden, daar hij zowel na 26.34-30/50-45 23x32 27.33-29 24x33 28.39x37 als (het efficiëntst) 26.44-40!? 23x32 27.33-28! 22x44 28.31x11 een volle schijf moet inleveren.
Ik voeg hier nog aan toe dat zelfs wanneer wit het zónder die meerslagwending 26.28-23 enzovoort moet stellen, bijvoorbeeld doordat 50 al op 45 staat of doordat op enig moment 34 tegen 10 is uitgewisseld (zoals het geval zou zijn na − ik noem maar iets−
(Voor zover ik heb kunnen nagaan, is deze hele transactie tot dusver in vier partijen daadwerkelijk op het bord verschenen: de eerste keer in Sj. Visser-Robillard uit de Meestergroep van het Brinta- c.q. KSH-toernooi 1975 (in het 7x3-dammeneindspel van deze partij zou de witspeler de winst met een gruwelijke blunder uit handen geven…), voor het laatst in het competitieduel Offenga-Ruesink 1994.)
Dat Koeperman in bovengenoemde stampartij de wind zo nadrukkelijk in de zeilen had, was trouwens voor een niet onaanzienlijk deel te danken aan het ‘coöperatieve’, in mijn ogen hier en daar onlogische tegenspel van Sjtsjogoljev. Zo is mij om te beginnen niet (al te) duidelijk waarom een wereldkampioen die −klaarblijkelijk− bereid is zijn titel in de waagschaal te stellen door uitgerekend tegen een houwdegen als Koeperman met een Roozenburg-opstelling te experimenteren, zulks niet gewoon met (5/8…)20-24 en (6/9.)…15x24 doet, in plaats van het veel minder energieke 19-24, 14-19, 20-25 en 25x14. Maar áls je met zwart eenmaal voor die laatste, temporiserende speelwijze hebt gekozen, is het naar mijn overtuiging zaak om hoe dan ook het steunpunt 7 te handhaven (en −indien nodig− een strategie te volgen waarbij veld 18 onbezet blijft). Een opstelling met (11…)7-11? daarentegen hoort in het gekozen openingssysteem niet thuis.
Het kan geen kwaad een en ander scherp voor ogen te houden, want in de praktijk zal de ‘weerlegging’ van een vijandelijke Roozenburg-aanval doorgaans heel wat méér voeten in de aarde hebben dan bij Koeperman en Sjtsjogoljev het geval was. Niet zelden ís er zelfs geen weerlegging, zoals ik (pas) 42 jaar ná mijn partij tegen Beeke zou ontdekken. Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen.
[Klik hier om terug te keren naar de hoofdanalyse.]