Voor een interview met Ndiaga Samb en bijbehorende partijenselectie van de jaren 1991-1998 verwijs ik met een gerust hart naar "Dammen" 131/132 van Ton Sijbrands. Toch kom ik graag even terug op deze periode, omdat Senegal toen drie gouden troeven in handen had.
De eerste daarvan, Bassirou Ba, had in de jaren 70 (1973-1976) vier maal deelgenomen aan het befaamde Suikertoernooi. In zijn eerste optreden wist hij de B-groep te winnen en hij zou in de daaropvolgende jaren in de hoofdgroep meespelen en zijn blijk van talent tonen.
Daarna is het een tijdje stil rond Ba.
In 1980-1982 komt Ba opnieuw even op het toneel tevoorschijn. Hij wordt knap tweede in het fameuze toernooi van Bamako, weliswaar op ruime afstand van winnaar Ton Sijbrands, maar gelijk met de Malinees Mamina N’Diaye, die op dat moment als de sterke speler van het Afrikaanse continent werd beschouwd. En op het Jubileumtoernooi van IJmuiden 1980 deed zich eenzelfde scenario voor, alleen eindigde hij deze keer op één punt van Sijbrands en moest hij de tweede plaats delen met Jeroen Sterel.
Maar zijn grootste succes behaalde hij in de zomer van dat jaar. In Dakar kroonde hij zich tot de eerste Afrikaanse kampioen met een voorsprong van liefst drie punten op de Ivoriaan Issa Traore en landgenoot Ameth Diaw. Zijn optreden op het wereldkampioenschap in Bamako verliep dan weer wat teleurstellend. Als Afrikaans kampioen geraakt hij niet verder dan de middenmoot. Verder zou Ba niet meer optreden in de jaren 80, behalve dan nog in 1982, waar hij op het Afrikaans kampioenschap het brons veroverde.
Wie het hele verhaal over Ba wil weten, raad ik het interview met hem in "Dammen" 77/78 aan.
Die ‘leegte’ in de jaren 80 werd opgevuld door een aantal landgenoten, maar Macodou N’Diaye was daarvan duidelijk de sterkste. In 1985 behaalde hij meteen een tweede plaats op het Afrikaans kampioenschap, om vervolgens de vier(!) daaropvolgende edities op zijn naam te schrijven. Er is duidelijk een nieuwe sterke Afrikaanse speler opgestaan, maar op de wereldkampioenschappen van die jaren 80 komt dat er nog niet uit. In 1986 moet hij een bescheiden plaats onder in het klassement innemen en op het WK 1988 moest hij, geplaagd door malaria, het deelnemersveld verlaten na 10 ronden (elf punten). Ook het verhaal van ‘Mac’ kun je terugvinden in "Dammen" en wel in nummer 61.
Sambs eerste digitale ‘recording’ in Toernooibase begint ook in de jaren 80. In 1989 weet hij het brons te veroveren op het nationaal kampioenschap waarbij ook het falen van N’Diaye opvalt. Hij komt niet verder dan een 7e plaats.
In 1990 zijn onze drie helden terug in de arena. Op het nationaal kampioenschap weet Samb de titel te veroveren met twee punten voorsprong op Ba en drie op N’Diaye. Vanaf dan maken zij samen furore in het buitenland. Zowel Ba, N’Diaye en Samb zijn namen die bewondering en respect oproepen.
N’Diaye zit duidelijk in zijn topjaren en behaalt op het WK van 1990 een fraaie 4e plaats, een huzarenstukje dat hij in 1994 nog een keertje zou overdoen. Ook Ba weet op dat WK van 1994 te schitteren met een 6de plaats en vindt zo eindelijk die lang verwachte aansluiting bij de wereldtop.
En Samb? Samb toont zijn talenten in de jaren 90 door enkele gerenommeerde toernooien op zijn naam te schrijven: Brunssum 1991, Dakar 1991 (voor Schwarzman en Sijbrands!), maar laat het op titeltoernooien wat afweten. Zo weet hij pas in 2016 het Afrikaans kampioenschap voor de eerste maal op zijn naam te schrijven en zijn beste prestatie op het WK is in 2005 met een fraaie vijfde plaats in een loodzwaar deelnemersveld.
Zou dit met zijn speelstijl te maken hebben? Je zou kunnen spreken van een ruwe bolster die pas een of twee decennia later tot ontwikkeling kwam.
Bassirou Ba heeft van de drie goudhaantjes misschien wel de rustigste stijl, hanteert zowel het klassieke speltype als het aanvallende genre ijzersterk en kan foutjes van zijn tegenstander haarscherp afstraffen.
Macodou N’Diaye krijgt al snel een meer Europese stijl onder de knie, wat hem vaak moeilijk te verslaan maakt, maar daarnaast hanteert hij, vooral tegen spelers waarvan hij wil winnen, een iets uitdagendere stijl dan Ba.
Bij Samb daarentegen kookte de Afrikaanse stijl constant in zijn bloed. Een beetje het verhaal van de schorpioen en kikker. Toen ik hem in 2007 na een kloknederlaag tegen Yuri Lagoda sprak, vertelde hij me dat hij op verschillende moment verschillende remiseafwikkelingen uit de weg ging omdat hij absoluut wilde winnen en daardoor tijd, te veel tijd, verbruikte om zijn tegenstander het zo lastig mogelijk te maken. Het was ook lastig voor hem om niet op uitdagingen in te gaan, ook al wist hij dat er een redelijke kans was dat hij, vooral tegen de absolute topgrootmeesters, kopje-onder zou gaan. Ba en N’Diaye waren op dat gebied veel realistischer en hielden, zeker in titeltoernooien, hun emoties meer onder controle.
Hoe zat het dan met de onderlinge verhouding tussen hen? Samb en N’Diaye hadden een soort vredesakkoord. Alle partijen die in Turbo Dambase staan, eindigden in een bloedeloze remise. Op een partij na, toen N’Diaye moest werken voor de remise.
De duels tussen Ba en Samb verliepen minder bloedeloos. Van de 31 duels in Turbo Dambase eindigden er tien in een beslissing: Samb won er zes en Ba vier. Uit het duel van 1998, gespeeld op het toernooi van Den Haag, valt de overwinning van Samb in het klassiek spelgenre op, vooral omdat dit toch wel een van de voornaamste wapens van Ba was.