Mark Podolski (meest linkse persoon met beker in de hand) en Aleksej Domchev ontvangen de schoonheidsprijs voor hun partij in het wereldkampioenschap 2007. Foto: Geb Kos
In 2007 kende het wereldkampioenschap een
ongelooflijke bezetting van topspelers. Het toernooi met 20 spelers
bestond uit de "grote 4" – Georgiev, Schwarzman, Tsjizjov en
Valneris– die het damspel sinds 1988 domineerden. Er was ook een
sterke delegatie van Nederlandse spelers (Scholma, Thijssen en Van
den Akker), Afrikaanse spelers (Kouogueu, Ndjofang en Samb) en
talloze Europese topspelers zoals Amrillaev, Anikeev, Domchev, Lagoda
en Misans.
Persoonlijk was het wereldkampioenschap van 2007 een
mijlpaal voor mij, omdat het de eerste keer was dat ik de eindronde
haalde nadat ik me in 2005 niet had gekwalificeerd. Ik was erop
gebrand om het tegen zulke sterke tegenstanders op te nemen en om te
laten zien wat ik kon. Het kampioenschap winnen was mijn duidelijke
doel en ik was bereid om alles te geven.
Het toernooi begon met
een aantal verrassende resultaten. Tsjizjov versloeg Valneris in
ronde 1 en versloeg Schwarzman in ronde 4 (je moet die partijen zeker
bekijken!). Dit maakte Tsjizjov de vroege favoriet. Maar
wereldkampioenschappen zijn lang en onvoorspelbaar – Georgiev
versloeg Tsjizjov in een complexe partij in ronde 7 en gooide de
zaken weer overhoop.
Na 16 rondes en de nodige verwikkelingen
stonden Tsjizjov, Schwarzman en ik bovenaan het klassement, elk met
een score van +4. Ik had een iets gemakkelijker schema voor de
laatste drie ronden, met Domchev, Otgonbayar en Valneris. Om een
goede kans te maken op de eindzege, moest ik twee van de drie
partijen winnen. Zoals de geschiedenis liet zien, was dat niet
genoeg, want Schwarzman wist zowel Van den Akker als Thijssen in
opeenvolgende rondes te verslaan.
In deze context was de
wedstrijd tegen Domchev in ronde 17 cruciaal. Hij stond erom bekend
dat hij moeilijk te verslaan was, dus ik moest de partij heel
behoedzaam aanpakken. Hoewel deze partij de schoonheidsprijs won op
het wereldkampioenschap 2007, wil ik me richten op de psychologische
aspecten en hoe die mijn beslissingen beïnvloedden.
Op het laatste moment besloot ik af te zien van het Keller-systeem en koos ik voor een andere variant, die al snel heel complex spel zal geven. Ik had nu de volgende zetten van Domchev al voorzien en een verrassing voor hem voorbereid.
19-23 6.28x19 14x23 7.32-28 23x32 8.38x27Om deze zet te
begrijpen eerst wat geschiedenis. In de jaren 80 en 90 was er één
essentieel Russisch boek van V. Agafonov ("Курс дебютов:
международные шашки" of, in het Nederlands, "Openingscursus:
internationaal dammen") dat de hedendaagse damtheorie diepgaand
behandelde. Elke serieuze speler die opgroeide in de Sovjet-Unie
kende dit boek en de belangrijkste varianten.
De zet 7. 32-28?!
werd in dit boek besproken, samen met de mogelijke zwarte antwoorden,
dus ik wist dat Domchev ermee bekend was. Hij was echter niet op de
hoogte van een extreem scherpe vertakking die ik in detail
analyseerde in de vroege jaren 2000.
Zoals verwacht volgde Domchev de aanbeveling van Agafonov op. Volgens de oude theorie is de beste optie voor wit een eenvoudige ruil met 10.29x18 22x13, wat leidt tot een vereenvoudigde stelling. Maar ik had andere plannen...
10.27x18!? 19-24Het boek van Agafonov laat zien dat zwart met zowel 11...24-30 als 11...23-28 dreigt, waardoor het lijkt alsof wit geen andere keus heeft dan het passieve 11.18-13 9x18 12. 50-45 te spelen. Maar...
11.35-30!? 24x35 12.38-32!Wat een ongewone scherpe positie! De
witspeler was, gelet op de toernooisituatie, er zeer mee in zijn
nopjes. Deze stelling kwam wel in de literatuur voor en was op het
bord geweest in een partij in het kampioenschap van Oekraïne. Maar de
positie was niet algemeen bekend en niet goed bestudeerd.
Ik
herinner me de ontzetting op het gezicht van mijn tegenstander toen
hij deze stelling voorgeschoteld kreeg. Hij moest veel tijd
investeren om uit te zoeken wat er aan de hand was.
Een logische keuze, maar niet de beste.
Laten we andere
voortzettingen eens langslopen:
Nu wordt het verschil tussen 12...09-14! en 12...10-14 duidelijk. Wit is 14. 32-28 en 15. 42-37 van plan, met een betere stelling. Om dit te voorkomen speelt zwart:
14-19 14.33-28!Wat een positie! Dit moet weer een schok zijn geweest voor mijn tegenstander. Op het eerste gezicht lijkt het alsof zwart het witte stuk op 18 zou moeten kunnen winnen, maar dat is niet mogelijk. Erger nog, de positie van zwart is niet eens beter, en nu is het aan zwart om een acceptabele zet te vinden.
20-25Na een uur te hebben besteed aan de eerste
veertien zetten, besloot Domchev voor vereenvoudigingen te
gaan.
Laten we een paar varianten bekijken:
De openingsfase is voorbij en het is tijd voor een samenvatting. Zwart heeft veel tijd gespendeerd en wit heeft de betere stelling. Psychologisch moet ik de spanning in de stand handhaven om mijn tegenstander in tijdnood te brengen als de laatste en belangrijkste fase van het spel aanbreekt.
5-10 17.41-37We bevinden ons nu in de opbouwfase van de partij. Om een efficiënte positie op te bouwen, verplaats ik stukken van de rechterflank naar de linkerflank. Domchev volgt een vergelijkbare aanpak.
19.38-33 17-21Mijn tegenstander besluit de spanning in het centrum te doorbreken. Dit geeft mij de kans om mijn schijven op 36 en 46 te ontwikkelen.
20.31-26 4-9 21.26x17 11x22 22.28x17 12x21 23.49-43 8-12 24.43-38 3-8 25.36-31 13-18Een belangrijke beslissing van zwart. De aanwezigheid van het zwarte stuk op veld 18 activeert mijn formatie 38/33/29/34/40.
26.31-27 9-13 27.46-41 7-11 28.41-36 11-17 29.33-28 14-20Mijn tegenstander koos een veiligere route in wat een explosieve positie had kunnen worden. Er zou vuurwerk op het bord zijn verschenen na:
In de stand na 29...14-20 is de eerste
zet die in je opkomt 30.39-33 30x39 31.29-23 18x29 32.33x24 20x29
33.44x24 35x44 34.50x39 13-19 35.24x13 8x19, maar wits positie is
niet beter vanwege een zwakke rechterflank en geen mogelijkheid om
36.28-22 te spelen. Hoe dit probleem op te lossen? Na enige tijd kwam
ik op het onverwachte:
Wat een zet in een wedstrijd waarin je moet winnen!
Maar in dit stadium waren mijn hersenen bezig met varianten die na 30.36-31 konden ontstaan.
Opnieuw staat er een ongebruikelijke stelling op het bord!
6-11?De beslissende fout in tijdnood.
Andere zetten verliezen snel.
43.32x3 21x41 44.31-27 41-46 45.19-13 46-10 46.38-32 10x46 47.29-23 46x35 48.48-42 35x8 49.3x12 25-30 50.12-45 16-21 51.27x16en Domchev gaf op.
Dit is
wat ik een perfecte dampartij noem, vol met wendingen,
nauwkeurige berekeningen en een strakke uitvoering van het speelplan.