(nu pas; zie analysediagram) en nu:
(Na deze zet, die in de gegeven situatie een zware fout behelst, komt de pointe van de opstelling met 2-7 en 3-9 aan het licht:)
18-23!! 25.37-32 24-29!!en hoe wit ook slaat – altijd combineert zwart naar dam! Om niet ook nog op materiële achterstand te worden gezet, doet wit nog het beste
26.33x24! 22x33 27.38x18 27x47 28.31-27! 13x31 29.24x15maar het lijdt geen twijfel dat na
14-20!de zwarte
dam-voor-twee-stukken voldoende is voor de winst.
Overigens: anno
1963 was dit tactische idee mij nog volstrekt onbekend. Pas voorjaar
1967 zou Cees Varkevisser mij op deze combinatieve mogelijkheid
wijzen, toen wij de orthodoxe Roozenburg-variant (1.32-28 16-21
2.31-26 18-22 3.37-32 11-16 4.41-37 7-11 5.34-29 1-7 6.46-41 20-24
7.29x20 15x24 8.40-34 13-18 9.37-31 21-27 10.32x21 16x27 11.42-37
9-13 12.48-42 enzovoort) aan een gezamenlijk onderzoek
onderwierpen.
(Dat moet –het kan niet anders– diezelfde avond van
zaterdag 4 maart 1967 zijn geweest waarover ik op pagina 387 van Mijn
Hollands Universum berichtte.)
Ik verwerkte de bedoelde
afwikkeling in een –overigens stuitend summiere– beschouwing over de
1.32-28 16-21-opening in het in 1969 verschenen, in coöperatie met
Philip de Schaap samengestelde "Beter dammen". Vier jaar later
(september 1973) zou Fokke de Jong er als eerste zijn voordeel mee
doen in een competitiepartij tegen Dirk Boom.
[Klik hier om naar variant 1.2 (24. 45-40) te gaan.]
[Terug naar hoofdanalyse.]