(zie analysediagram).
Vanuit de stand na 22...2-7! (in plaats dus van Beeke' s 22...3-9?) is dit waarschijnlijk wits beste plan. Mogelijk staat zwart na
18-23 31.37-32 13-18 32.32x21 23x32 33.38x27 8-13(33...11-16?? 34.33-28! 22x33 35.39x28 +) een fractie beter;
ik durf daar geen stellige uitspraak over te doen. Maar er prijkt in
elk geval een levendig spelbeeld op het bord, en ik zou mij kunnen
voorstellen dat ook wit, anders dan in de meeste alternatieve
varianten, niet zonder constructieve kansen is.
Merk overigens op
dat men het schijnoffer dat in deze spelgang zo’n ongebruikelijke
decorwisseling tot gevolg heeft (29.35-30 enzovoort), in de praktijk
zelden of nooit aantreft. Ik schreef dat ook al op pagina 236 van
Henk Smit, mijn leermeester en inspirator, en wel naar aanleiding van
een uitvoerige beschouwing over een stand die grote gelijkenis met
Sijbrands-Beeke vertoont. Om echter het geduld van mijn lezers niet
nog langer op de proef te stellen, liet ik een verwijzing naar het
duel met Beeke achterwege. Evenmin maakte ik toen melding van het
feit dat het bedoelde schijnoffer zich heel goed hád kunnen voordoen
in de competitiepartij Sijbrands-Heusdens 2005. Dat ultrakorte, maar
daarom niet minder intrigerende competitieduel, dat al mijn vermeende
zekerheden omtrent de Roozenburg-opstelling aan het wankelen zou
brengen, zal echter heel spoedig, in het commentaar bij Beeke’s 23e
zet, op goede gronden opnieuw ter sprake komen...
Keren wij na
deze lange uitweiding weer terug naar het werkelijke verloop.
[Terug naar hoofdanalyse.]