Variant 2.2.2.2 Sijbrands - Beeke

29.35-30!? 24x35 30.41-37!

(zie analysediagram).

Vanuit de stand na 22...2-7! (in plaats dus van Beeke' s 22...3-9?) is dit waarschijnlijk wits beste plan. Mogelijk staat zwart na

18-23 31.37-32 13-18 32.32x21 23x32 33.38x27 8-13

(33...11-16?? 34.33-28! 22x33 35.39x28 +) een fractie beter; ik durf daar geen stellige uitspraak over te doen. Maar er prijkt in elk geval een levendig spelbeeld op het bord, en ik zou mij kunnen voorstellen dat ook wit, anders dan in de meeste alternatieve varianten, niet zonder constructieve kansen is.
Merk overigens op dat men het schijnoffer dat in deze spelgang zo’n ongebruikelijke decorwisseling tot gevolg heeft (29.35-30 enzovoort), in de praktijk zelden of nooit aantreft. Ik schreef dat ook al op pagina 236 van Henk Smit, mijn leermeester en inspirator, en wel naar aanleiding van een uitvoerige beschouwing over een stand die grote gelijkenis met Sijbrands-Beeke vertoont. Om echter het geduld van mijn lezers niet nog langer op de proef te stellen, liet ik een verwijzing naar het duel met Beeke achterwege. Evenmin maakte ik toen melding van het feit dat het bedoelde schijnoffer zich heel goed hád kunnen voordoen in de competitiepartij Sijbrands-Heusdens 2005. Dat ultrakorte, maar daarom niet minder intrigerende competitieduel, dat al mijn vermeende zekerheden omtrent de Roozenburg-opstelling aan het wankelen zou brengen, zal echter heel spoedig, in het commentaar bij Beeke’s 23e zet, op goede gronden opnieuw ter sprake komen...

Keren wij na deze lange uitweiding weer terug naar het werkelijke verloop.

[Terug naar hoofdanalyse.]