In de 10e ronde van het Nederlands kampioenschap 1963 in Apeldoorn neemt Geert van Dijk (r.) het op tegen koploper Pieter Bergsma. Piet Roozenburg observeert hoe de concurrentie het doet. Foto: Nationaal Archief
(A translation of this text into English is still being made and will be published as soon as it is available)
Nog één laatste herinnering wil ik met de lezer delen,
voordat we ons op de analyse van de partij Sijbrands-Beeke 1963
storten. Daartoe hoeven we, gerekend althans vanaf dinsdag 25 juni
1963, niet meer dan een luttele tweeënhalve maand terug-in-de-tijd te
gaan. Het was namelijk op zaterdag 6 april 1963 dat ik met mijn
mentor R.C. Keller mocht meerijden naar Utrecht, waar in het
CSB-gebouw aan de Kromme Nieuwegracht de tweede ronde van het
toernooi om het Nederlands kampioenschap gespeeld werd. Ik was
natuurlijk vooral benieuwd naar Piet Roozenburg, de legendarische
wereldkampioen van de jaren 1948-1954, die na een lange afwezigheid
−sinds 1954 was hij niet meer in het NK uitgekomen− zijn rentree op
het hoogste nationale podium maakte. Bovendien was het de eerste keer
dat ik Roozenburg in levenden lijve zou aanschouwen, zoals het
überhaupt de eerste keer was dat ik een ronde van het nationale
titeltoernooi bijwoonde. En het moet gezegd: ik (nou ja − Keller) had
geen geschiktere datum kunnen kiezen, want uitgerekend die tweede dag
speelde Roozenburg zijn baanbrekende, verwoestende aanvalspartij
tegen Gordijn!
Maar het is mij hier bovenal te doen om een voorval
dat ongeveer halverwege de ronde plaatsvond. Ik was −naar ik mag
hopen op zíjn verzoek− met Keller in gesprek geraakt toen Beeke, die
het bord waaraan hij tegen Geert van Dijk speelde even had verlaten,
langs kwam lopen. Bij het passeren van de perstafel sprak Beeke,
uiteraard op gedempte toon maar goed verstaanbaar voor mijn −toen
nog− jeugdige oren, de historische woorden:
„Van Dijk kan dam
nemen.”
Ik weet nog precies dat hij het zó zei en niet anders. Dat
komt mede door die formulering “dam nemen”, een term die mij destijds
volkomen vreemd was en die ikzelf tot op de dag van vandaag nog nooit
heb gebezigd. Wél “een combinatie nemen”, “een slagzet nemen” of
“naar dam combineren”, maar “dam nemen” − nooit van gehoord. (Behalve
dus van Beeke.) Maar zijn bewering klopte natuurlijk als een
bus:
(J.H. Beeke-G. van Dijk 1963)
In deze klassieke 11x11-stand speelde Beeke
35.40-35?Dat behelsde, zoals de witspeler te laat −en ongetwijfeld tot zijn hevige schrik!− ontdekte, een ernstige fout.
17-21?(Dit laatste zou overigens níét het geval zijn geweest wanneer wit 35.49-43 (maar veiliger en −vooral− veel logischer is 35.27-22!?) in plaats van 35.40-35 had gespeeld: dan schijnt het afspel na 41.44-39/40-34! enzovoort remise te worden. Maar van computerprogramma’s als Kingsrow en dergelijke had men in 1963 nog geen weet.)
Zoals gezegd: een buitengewoon verrassende, tamelijk verborgen combinatie, waarvan ik in de hele damliteratuur zegge en schrijve één ander voorbeeld heb kunnen vinden. Ik doel op de vierde en laatste interlandpartij Clerc-Tsjizjov 1989. De 11x11-stand die zich in dat duel voordeed, verschilde op slechts drie onderdelen van Beeke-Van Dijk 1963. Zo stonden bij Clerc de schijven 44 en 49 op de velden 43 en 48, terwijl niet wit maar zwart aan zet was. Maar juist die aanwezigheid van de witte kroonschijf trok de angel uit de combinatie: na Tsjizjovs 33…23-29 34.34x23 17-22 kon Clerc gewoon met 28 slaan (35.28x17* 11x31 36.37x26 19x37 37.42x31), wat nog geen twee zetten later (37…6-11 38.38-32 11-17) in een vredesovereenkomst resulteerde.
Intussen vraagt u zich natuurlijk met allengs stijgende nieuwsgierigheid af hoe het nu in hemelsnaam tussen Beeke en Van Dijk verderging. Welnu. Ook in deze ontmoeting toonde Beeke zich, evenals in 1957, scherper van geest dan zijn gerenommeerde tegenstander. (Al is het waar dat men, omdat hij de mogelijkheid 35…23-29!! enzovoort te laat onderkende, ook van “l’esprit de l’escalier” zou kunnen spreken.) Want Van Dijk ontging de combinatie überhaupt! De Bennekommer speelde
waarna de partij ten slotte in een puntendeling zou
eindigen…
Er zijn twee redenen waarom ik bovenstaande
herinnering tot elke prijs voor de vergetelheid heb willen behoeden.
De eerste is dat het voorval heel treffend de scherpte en alertheid
illustreert waarmee ik Beeke’s spel, hoe ongepolijst soms ook, pleeg
te associëren. Maar er is ook nog een heel andere reden.
Als
gevolg van een typefout in het Partijenboekje van het NK 1963 is de
partij-in-kwestie eveneens verkeerd in Turbo Dambase en Toernooibase
ingevoerd. In plaats van 34.43-38 laat men wit namelijk het
afzichtelijke 34.42-38?? spelen. Daardoor lijkt het alsof Beeke en
Van Dijk eigenlijk helemaal niet konden dammen: de laatste lijkt tot
viermaal toe (34…23-29 +; 35…23-29 +; 37…24-29 +; 40…19-23 +) een
elementaire combinatie te verzuimen die de eerste zo dom is geweest
steeds weer open te zetten…
Van dat alles was in werkelijkheid
natuurlijk geen sprake. En dat diende −en dient nog steeds!− te
worden rechtgezet.
[Klik hier om terug te keren naar de
hoofdanalyse.]